De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Uitlegging van het zilver bruilofts tafereel van den heere Willem Philip Kops, en mejufvrouwe Johanna de Vos, Wat zien wy voor onze oogen zweeven, In 't Zilver Bruilofts Tafereel? Voert ons de kunst door groene dreeven, Na 't Spaaren in een Lustprieel? Zien wy het Landhuis in den Lommer Door Dichte boomen in 't verschiet? ô Ja, hier is 't daar buiten kommer De Koopzorg Garen rust geniet: Daar KOPS de zinnen wil verpoozen, Met zyn de VOS, zyn Hartvriendin, [pagina t.o. 216] [p. t.o. 216] [pagina 217] [p. 217] En rusten op een bed van roozen, Vol geurs van deugd en Hemelmin! Hoe houdt de kunst ons opgetogen! Daar zy het deftig paar verbeeldt, Dat deugd en Godtsvrucht straalt uit de oogen, Met Schoonheid die de harten streelt! Heer willem, met een zucht bevangen Tot Zielverrukkend Maatgedicht, Betuigt, in Zilvre Bruiloftzangen, Zyn dankbaarheid en kinderplicht. De lieve katharyne, ontsteken Van Ouderliefde, schenkt de Bruid En Bruigom, tot een dankbaar teken, Een Schaal vol Paradysboom fruit. jacobus en philip te samen In d' opgang van hun lieve Jeugd, Vertoonen hunner oudren Naamen, Als Zegels de zer Bruiloftsvreugd. maria, jongst uit hun gebooren, Die wy aan Moeders Schoot zien staan, Bied, om hun harten te bekooren, Een offerhand van kusjes aan. Dus smaakt, na Vyfentwintig Jaaren, Heer KOPS met zyn de VOS het zoet Der vruchten van hun heilryk paaren, Door zegen van hun eigen bloed! Hun Godtsvrucht slaat eerbiedig de oogen Omhoog, na de Oppermajesteit. [pagina 218] [p. 218] Hun Wierook vliegt na 's Hemels boogen Van 't Heilaltaar der Dankbaarheid. De Vreede geeft hen Huuwlyks palmen, Op Idumeäas grond gegroeijd, En de Overvloed haar Gulde Halmen, En vrucht, met Hemeldauw besproeid. Standvastigheid der Echtelingen, Die Godt in 't hart een tempel bouwt, Zal met haar Stoet den Disch omringen, Daar kops de Zilvre Bruiloft houdt: kops, om wiens heil het Scheepryk Sparen In 't Groene Lis zyn Vreugd betuigt, En hoopt door 't Garen Schat te gaâren, Als de Oorlog voor den Vreede buigt, En de eedle Koopmanschap aan 't bloeijen, De Twyndery verquikken zal, Waardoor de welvaart aan moet groeijen In Haerlems zegenryken wal. De Godtheid wil haar heilvrucht geeven Aan Allen die hier zyn verbeeld, In 't Kunsttafreel, vol geest en leeven, Door 't punt van Punts vernuft geteeld. Gevierd in Haerlem, den 22 van Herfstmand 1745. Vorige Volgende