| |
| |
| |
Amarante. Veldzang, ter bruilofte van den eerwaardigen geleerden heere Pieter Fontein, en mejuffrouwe Sara Alida Vermande.
Vereend in Amsterdam den 8 in Wynmaand 1748.
‘ô Reine liefde, Hemelmaagd!
Gy die een kroon van sterren draagt;
ô Hartverquikster, vreugd van 't leeven,
Koom met uw' blyden stoet langs deeze beekjes zweeven.
Beziel, met Hemels maatgeluid,
De klanken onzer herderssluit,
En laat, uit de allerhoogste kooren,
Den toon van 't Paradys aan Y en Aemstel hooren.
| |
| |
Zweef nederwaard aan deez' fontein,
Vol leevend water, frisch en rein,
Die duizend zielen met haar' straalen
Verquikt en koestert, in deeze aangenaame dalen:
Gelyk het vocht van Libanon,
Verwarmd van de ongeschapen' zon,
Het land verdeelt in frissche beeken,
Ombloemen, kruid en vruchtaan Godts J ordaan te queeken.
Dus, dunkt my, zingt de lieve Jeugd,
Ontvonkt door uwe Bruiloftsvreugd,
ô Herder zegenmond, die heden
In 't Paradys der min zyt met uw Lief getreden.
Ik zongwel eer een Huuwlykslied,
Op 't zevenmondig Visschersried,
Toen gy, van Bronliefs min bevangen,
Geluisterd hebt met gunst nâ myn geringe zangen.
't Heeft hem, die 't al bestiert, behaagd,
Dat zy een schooner Bruidskroon draagt,
Daar Sions reijen haar omringen,
Dan d' aardschen Bruiloftskrans, 't cieraad der stervelingen.
| |
| |
Dat zwaar verlies werd u geboet,
Door 't lief en minnezalig zoet,
dat uit de leevenwekkende oogen
Der deugdryke amarante u toestraalt uit den hoogen.
Deez' Paradysbloem, die besproeijd
Van zegendauw des Hemels groeijt
Aan 't Y, en Bloemendaaler Beeken,
Heeft u door Hemelgeur den rouw van 't hart gestreken.
Op welke wys, ô zegenmond,
Zal ik uw heilig trouverbond
In volle kracht nâ waarde roemen?
Wel aan, myn Zangeres, aas dan op Bybelbloemen.
Wat toonen sloeg der Englen tong;
Toen 't eerste Paar te Bruiloft gong,
In Edens groene Huuwlyks zaalen?
‘Looft, looft den Schepper, al gy Hemelsche Kooraalen!
Looft Godt, die 't eerste huuwlyk sluit,
En zaligt Bruidegom en Bruid!
Juicht Zon, en Maan, gesternte en dieren:
Al wat geschapen is moet de eerste Bruiloft vieren!
| |
| |
Hoor, zegenmond, de stem van Godt,
In 't heilig Bruidslied, Hammâloth;
Myn zangnimf zal dien toon herzingen,
Geholpen door de stem van Aemstels Veldelingen:
‘Gelukkig hy, die rein van geest,
Den Zegenaar des Huuwlyks vreest,
En altoos wandelt op zyn paden!
Gy zult u met de vrugt uws arbeids bly verzaden:
Dan zal de Huisvrouw uwer Jeugd,
In vruchtbaarheid, uw Stam ten vreugd,
Gelyk een wynstok welig bloeijen,
Daar kindren om uw disch als groene olyven groeijen.
De man die hem voor oogen houd,
Zal zekerlyk hier menigvoud
De vruchten van zyn goedheid smaaken.
Des Heeren zegen zal uit Sion u genaaken.
Jeruzalems geheiligd goed
Zult gy beschouwen, in 't gemoed,
En Isrels heil, den Vreede, zingen,
Daar uwe kinders en kindskindren u omringen.
Aldus gezegend, zegenmond,
Orakeltolk van 't Heilverbond,
Laat u Godts liefde op aarde leeven,
En met uw amarante allengs ten Hemel streeven.
|
|