De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 172] [p. 172] Uitlegging van de prent voor het derde boek. De dochter van den Oçeaan De schoone Phillyra, Door god Saturnus min verraân, Beschreit haar' ramp te spâ. Zy ziet den schender, die haar mint, Verand'ren in een Paerd, Dat wegvlucht sneller dan de wind, Voor zyne vrouw vervaart. De schoone dochter van de zee, In wederwil bevrucht, Verschrikkende voor Cibelé, En 't paerd dat haar ontvlucht, Baart Chiron, die wanschapen is; Doch goddelyk van geest, Die 't diepste der geheimenis Van vrouw Natuur doorleest. Deez' fabel leert aan eene Vrouw Die haare vrucht verwacht, Dat ze iets dat schrik baart nooit beschouw', En niets dan 't schoon betracht'; Opdat het kind den geest ontvang', (Door hulp der hemelgoôn) Van Chiron, en daar by erlang', Het onbevlekte schoon. Vorige Volgende