De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Uitlegging van de prent voor het twedeboek. De schoone Urania, een van het negental Der Zanggodinnen, rust in dit vermaaklyk dal. Zy heft het hoofd om hoog in haar bespiegelingen, Gekroond met diamant uit duizend starreringen, En zingt, terwyl zy rust op eenen Hemelkloot, Wat krachten de Opperste in de Starrereijen goot, En welken invloed die in 's menschen lichaam maaken; Wat dwaalstar schoonheid baart, daar niets in zy te laaken; En welk saaizoen een vrucht volkracht en zegen geeft, Die door vernuft en geest ver boven and're streeft; Of wat de tekens die den Dierenriem verdeelen, Door hunnen invloed doen; wat quaad of goed zy teelen. Een Minnewicht wyst hem die luistert na zyn les, Wanneer elk teken heerscht, in de Ephemerides. Vorige Volgende