De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] Uitlegging van de prent voor het eerste boek. De Huuwlyksgod verbindt een schoon en jeugdig paar Voor Junoos heilig Echtaltaar. De lieve jonge Bruid slaat haare tweelingzonnen, Wier straalen 's Bruigoms hart verwonnen, Vol maagdeschaamte neêr, en geeft hem haare hand. Hy, die door 't vuur der liefde brandt, Hoort na de lessen van den god der Huuwlyksminne, En staroogt op zyn' zielsvriendinne. De schoonheit paart zich met een' rype en frissche jeugd, Die vrucht belooft en vreugd. De zieken, ouden, en wanschapenen van leden, Zien we afgekeerd door kracht der reden; Opdat het menschdom leeve als in den gulden tyd, De deugd en liefde toegewyd, De maagdenreijen 't hart der Jonglingschap bekooren, Als zuivre hemelsche Pandooren, En ziekte, helsch bedrog, en oorlog voor altoos Gekerkerd raaken in de doos, Die godt Jupyn wel eer een schoonheid dorst betrouwen, Gelyk wy in de lucht aanschouwen, Daar Venus en haar Zoon, god Febus en Auroor, Diane en Hebe, vrouw Pandoor Begaaven met hun kracht, en drie Bevalligheden Haar çieren met de schoonste zeden; Opdat haar schoonheid dringe in 't moederlyk gemoed, En schoone spruiten vorme en voed. Vorige Volgende