De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 169] [p. 169] Op het huwlyks min tafereel van den heer P: Leclercq. Uitlegging op de tytelprent. De koningin der liefde, in dit vertrek gedaald, Wiens bouwkunst zy met glans en heerlykheid bestraalt; Waar in de kusjes en beyalligheden zweeven, Heeft zich aan Hymens zy met vrolykheid begeeven. Zy maaken eene wet op welk een wys voortaan De jeugd in 't mingareel des echts behoort te gaan; Opdat ze een aartig wicht, volmaakt in allen deele, Dat Godlyk van verstand en Hemelschoon zy, teele. Waar op Hedymeles de Cyter slaat vol vreugd', En schoone lessen queelt tot leering voor de jeugd, Terwyl we een minnewicht den taaijen boog zien grypen, Een ander zyne pyl ter hartequetsing slypen, Daar 't derde op zyne fluit de kracht der liefde zingt, Ten vreugd' der Moeder, van het jonge kroost omringd, Dat ze aan haar borsten voedt, of ziet rondom haar zwieren. Een ander staa door kunst na kraakende laurieren, De schrand're Dichter van dit Huuwlyks Mintaf 'reel Verdient dat Cipria hem kusse, danke en streel. Vorige Volgende