De gedichten. Deel 3
(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij
[pagina 137]
| |
Op de leerzaame fabelen van den heere Jan van Hoogstraten.De Fabelwysheit van de Grieken
Vloog eertyds op Kaldeeuwsche wieken
Met Plato in 't Atheensche school,
En voedde met geleerde blaêren
Den Dichter, Wysgeer, Redenaaren
En Raaden zelfs, voor 't Kapitool:
Wanneer het waerelddwingend Romen
Hadde alle Goden aangenomen,
En 't rondGa naar voetnoot(*) Panthéon toegewyd.
De Wysgeer trok het hoofd vol kreuken,
En baarde een reeks van wonderspreuken;
Terwyl de Dichter zynen vlyt
In de oude Fabeldichtkunst toonde,
Waar door men hem met lauren kroonde,
| |
[pagina 138]
| |
En in de gunst der Cezars bracht.
Maar als de tong der Redenaaren,
En 't zoet geluid der dichters snaaren
Verstomden door de dommekracht
Van norsche Gotten en Wandaalen,
Heeft ook de Dichtkunst moeten dwaalen,
En eeuw op eeuw verdrukt geschreid,
(Om dat by de Ostrogotsche blinden
Niet één Meçenas was te vinden)
Op 't puin der Roomsche Mogendheid.
Doch als de woedende Barbaaren
In 't eind geraakten aan 't bedaaren,
En luisterden na eer en plicht,
Zyn kunst en wysheid traag herbooren,
En boeken, onder 't puin verloren,
Gevonden, en gebracht in 't licht.
Wy zwygen van de Sulmoänen
En eedle Venuzyner Zwaanen,
Vereeuwigd door hunn' poezy;
En ook van dien die 't oude Grieken
En Rome op onnaervolgbre wieken
Nastreefden aan het kunstryk Y:
Nu oogen we op de eerwaarde grysheid
Van Fedrus geest, vol Fabelwysheid,
Die door geluk het licht ontfong;
En sedert in verscheide taalen
Vertolkt, herdrukt, en menigmaalen
| |
[pagina 139]
| |
Gelikt is als een beerejong.
De hedendaagsche Batavieren
Ontfingen ook die wyze dieren,
Gezonden uit Ezopus naam,
Om op de waereldsche gebreken
Te spotten, schimpen en te preeken;
Opdat zich yder daar voor schaam'.
La Court, die uit die oude bronnen
Een' geest van wysheid had gewonnen,
Bracht voor 's lands vryheid in het licht
Een Fabelwerk ten nut der heeren
Die 't Vaderland met lof regeeren,
Dat nu verschynt in maatgedicht.
Wy zien de Staatkunde en de Zeden,
Geschikt naar deugd, verstand en reden,
Hier speelsgewys, in ernst en boert
Door een van Hollands Fenixpennen,
Aen haar verheven vlucht te kennen
Op 's waerelds speeltooneel gevoerd.
De Dichtkunst zal u eeuwig danken,
Hoogstraten, die met zuivere klanken
Den vaderlandschen Zangberg streelt.
De Hemel kroone uw gryze haaren
Met Sions onverwelkbre blaêren
Als ge, afgeleefd, uw lykzang queelt.
|
|