De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 136] [p. 136] Op de bybel poezy, van den heere Abraham Heems. Niets haalt by 't Bybeldicht, door hemelsche eng'letongen, Den Allerhoogsten, in het diamante licht, Dat eeuwig afstraalt van 't drieheilig aangezicht, Omringd van Zon, en Maan, en Sterren, toegezongen. Het voed zich uit de bron op Sions berg ontsprongen, Die Davids geest ontfonkte in zielsverquiklyk dicht, Met harpklank, stem en hart, en oog, om hoog gericht: Een galm uit 's Konings huis den hemel doorgedrongen. Uw geest, o Heems! bekoord door heilig snaarenspel, Voert de eerste Vaders van het vorstlyk Israël Ten hemelzangberg op, op allerhande wyzen. Elk boezemt zyn gemoed in vreugde en droefheid uit, Of maalt een tafereel van zedenryk geluid; Wie 's hemels harpzang pryst, zal uwen lierzang pryzen. Vorige Volgende