De gedichten. Deel 3(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] In het stamboek van den heer Willem van der Pot lid van 't kunstgenootschap Natura et Arte. De dichtkunst aan den Maastroom. Wie is de lieve Maagd, Die op haar' schedel draagt Een eerkroon van Laurieren? De nimf van top tot teen, Volschoon, en net besneên, Begrimd door domme dieren? Zy lokt met zoet geluid De ziel ten boezem uit, En doer haar' minnaars blaaken. De deugd, die haar geleidt, Belooft de onsterflykheid, [pagina 141] [p. 141] Aan die haar zoetheid smaaken. Zo dikmaal als zy bloost, (Want ze is van hemels kroost) Ontluiken duizend bloemen. Haar geest is vlug en vry. Ik zou haar Poezy Van hemelsche afkomst noemen. Wie deeze nimf wil zien, En aan haar hulde biên, Bezoek' de Maasgodinnen; Daar voedze 't Hemelsvuur, Door Kunstliefde en Natuur, En leert den dood verwinnen. In Haerlem den 16 der c/m 1736. Vorige Volgende