De gedichten. Deel 3
(1751)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
Op de verheffing van zyn Doorluchtige Hoogheid Willemkarel Henrik Friso,
Prinse van Oranje, vorst van Nassau, enz. enz. enz.
| |
[pagina 62]
| |
DanktGodt, ô Vaders van den Staat!
Zyn geest der wysheid zweeve in 't midden
Van Hollands Eedlen en den Raad,
Die hem om kracht en bystand bidden.
Nu geldt het Godtsdienst, goed en bloed!
Op! op! beroemde Batavieren!
De Maagd van Holland zal haar Hoed
Nu met de Oranje strik verçieren;
Zy vlecht een krans voor d' eedlen Held,
Wiens naam alleen de rust herstelt.
Die naam beschermt 's lands trouwe Vaders
Voor raazerny en onverstand.
Wy kennen hier geen Landverraaders.
Elk waakt voor 't lieve Vaderland.
Geen logen kan hunn' naam bevlekken;
Hunn' trouw, en ongekreukte deugd,
Zien wy aan al het volk ontdekken,
In Neêrlands algemeene vreugd:
Een vreugd, die dondren moet in de ooren
Van Vrankryk, en zyn hart doorbooren.
De wantrouw vlucht. 's Lands Eendrachtleeft,
In al de Nederlandsche steden,
Daar elk 't Oranje teken heeft,
Der Zon, die tans word aangebeden:
Een Prins uit Nassaus edel bloed,
Een zoon en naaneef veeler mannen
Die Kerk en Staat, met heldenmoed,
| |
[pagina 63]
| |
't Geweld ontrukten der tirannen;
Gelyk men ook van Friso wacht,
Ten spyt van Vrankryks overmacht.
ô Bentinck! Wassenaar! wat klanken.
Verdient uw edelmoedigheid,
Hoe zal men uwe trouw bedanken?
Terwyl ons hart van vreugde schreijt!
Gy hebt den Mond der Heeren Staaten,
's Lands wyzenGa naar voetnoot(*) Palinuur bewaard;
Hy kon zich op uw deugd verlaaten.
Dank Godt! die storm is nu bedaard!
Die liefde, in 't hart des volks geschreven,
Zal steets op alle tongen zweeven.
's Lands Leeuw, onzacht ten stryd gewekt,
Begint van eedlen moed te brullen,
Terwyl hy zyne leden rekt.
Zie hoe zyn staart en maanen krullen!
Hy grypt de Zeven Pylen aan,
Met een Oranje snoer herbonden.
Hy voert zyn zwaerd, gereed tot slaan,
En staroogt op het hof van Londen,
Wiens hulp te water en te land,
Een schild verstrekt voor 't Zeeuwsche strand.
| |
[pagina 64]
| |
Men ziet de zee bedekt met schepen!
Godts Eng'len vliegen op de wacht!
Zenacherib werde aangegrepen,
En eerlang op de vlucht gebracht,
Indien we, ô Neêrlands onderzaaten!
Ootmoedig buigen voor den Heer,
En, smeekende, ons op hem verlaaten.
Jehova Godt, zy altoos de eer!
Hy zal de Bondgenooten sterken,
En redden door zyn wonderwerken.
Kom herwaard braave Oranje Spruit,
Aan 't hoofd der Zeven vryë landen:
Men roept u tot STADHOUDER uit.
Elk zal u draagen op de handen.
De blydschap is hier algemeen,
De weg gebaand om ons te naderen.
Godts Engelen zweeven om u heen.
Volg 't spoor van uw getrouwe Vaderen;
Dan houd de VRYHEID altoos stand,
In 't vrygevochte Vaderland!
|
|