De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 418] [p. 418] Aan Reyneveen lustplaats van den heere Benedictus van Reyneveld. In Vaerzen opgezongen door den Heere Willem van der Hoeven. Vermaaklyk Reineveen, wiens netgeplante dreeven 't Aêloude Kenn'merland een' nieuwen luister geeven; Wiens luftpaleizen u, gelyk een jonge bruid, Den wasdom wenschen aan geboomte, bloem en spruit; Zie u vereeuwigd door Thaliaas vreugdeklanken, Om uwen bouwheer voor zyn gunst en eer te danken, Nu hy Parnassus langs zyn schoone vyvers sticht, En Aemstels Dichters door zyn heuschen aart verplicht. Amfions gulde lier deedt Thebens steenen springen, En van der Hoeven lokt, door uwen lof te zingen, Uw lovers uit den grond. Wat schenkt men u ten loon? Een bladt dat nooit verwelkt, uit Febus lauwerkroon. Vorige Volgende