De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 328] [p. 328] Op het zalig afsterven van juffrouw Maria Blok, Huisvrouwe van den Eerwaardigen en Geleerden Heere Jacobus van Hoorn, Leeraar der Doopsgezinden. Maria is niet meer! men ziet haar grafwaarts leiên! Helaas! hoe ras verwelkt die blyde huwlykskrans! Hoe schielyk valt die kroon van 't hoofd des braaven mans, Wien Aemstels vreedekerk om zyn verlies helpt schreijen. De dood mag onverwacht de kerkhof bloemen spreijen, Waar voor des levensbloem vergaat met geur en glans. Maar op de bloem der ziel heeft hy noch macht noch kans; Die bloeijt voor eeuwig, in den hof der hemelreiën. De vroome Godtstolk zy gelaten in zyn rouw; Dien zy een spruitje laat, van liefde, deugd, en trouw, Om ('t zy des hemels wil) in Godtsvrucht op te queeken; Zo zal 't hier na, met hem in 't ongeschapen' licht De moeder kussen, voor Godts blinkende aangezicht, Waar van de liefde straalt, daar de engelen om smeeken. Vorige Volgende