De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 327] [p. 327] Op het afsterven van jufvrouw Abigaël Manriques, Bejaarde Weduwe van den Heere A: de Reus. M. Dr. Overleden te Gouda, in Zomermaand 1716. Manriques laatste telg heeft dan na zo veel lyden Den laatsten stryd gestreên: ô ja! haar ziel ontvloog, Op vleug'len van haar deugd, der stervelingen oog, En leeft, ter plaatse daar men dagen telt noch tyden. Voor druk ontfangt ze een krans van 't eeuwige verblyden; Voor mededeelzaamheid, den grootsten loon om hoog; Voor vreedelievendheid, die elk tot reden boog, Een hemelpalmtak, dien de Serafinnen wyden. Deez' zingen: kniel met ons voor Godts geduchten troon. Hy schenkt u uit genade een onverwelkb're kroon! Help duizendduizenden zyn' liefde en goedheid loven. Wat schreijt het maagschap dan om vrouwe Abigaël? Om hoog is niets dan goed; op aarde is 't nimmer wel; Haar zalig sterfuur wyze elk, op zyn tyd, naar boven. Vorige Volgende