De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 325] [p. 325] Ter Achtensestigste Verjaaring van onzen geleerden konstgenoot, den heere Ludolf Smids. Ik kroon uw zilver hair, heer Smids, met weelig kruid, Geplukt op Ouderhoek, 't Parnas, wiens schoone boomen Zich spieg'len in de Vecht, Godin der Stichtsche stroomen, Daar zich uw zangheldin verheft met zoet geluid: Het Tempe, daar uw geest elks hart door konst vrybuit; Daar gy de aêloudheid van Bataviën en Romen Vol yvers bracht in 't licht, door haat noch nyd te toomen; Waar door gy leeven zult, by elk, eeuw in eeuw uit. Hier viert myn zangeres uw achtensestigst Jaar, En wenscht dat 's hemels gunst u lang in voorspoed spaar', Ten vreugd der vrinden, tans aan uwe zy gezeten. Wel aan, 't kanon gaat los! elk vatte een glas met wyn. 't Zal, oudste konstgenoot, op uw gezondheid zyn. Lang leef heer Ludolf Smids! nu oudste der Poëten. Vorige Volgende