De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Ter inwydinge van den heere Everhard Kraeivanger, Tot Leeraar der beide Rechten. Wanneer Kraeivanger van vrouw Themis wierd gekroond In 't wys Bataafsch Atheene als Leeraar in de rechten, Zogt hem de Wiskunst mede een krans van eer te vlechten, Ook heeft de Dichtkonst hem de zelfde gunst betoond. Vriendinnen, sprak het recht, zyn yver is beloond, Hy zal voortaan de twist voor mynen troon beslechten, Zulks eischt den ganschen mensch: dies poogt geen krans te hegten Op dees geleerde kruin; myn liefling zy verschoond. De Wiskonst zegt, door my zal hy in voorspoed leeven, De Dichtkonst, door myn geest zal hy naâ lauwren streeven; Zo wordt zyn braave naam de waereld door verbreid. Godinnen, riep Apol, gy hebt genoeg gestreden; Verçiert zyn edel brein als drie bevalligheden: Fluks kroonden ze altemaal hem met de onsterflykheid. MDCCXVI. IX. IV. Vorige Volgende