De gedichten. Deel 1
(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij
[pagina 314]
| |
Ter Vierenveertigste Verjaaring van den heere Hendrik Tabbert.Gedoog HeerGa naar voetnoot* Tabbert dat we u deezen dag verjaaren,
En op uw vrolyk feest verschynen, vol van vreugd,
Terwyl het maagschap zich met u op 't hoogst verheugt,
En vlecht een schoonen krans van zegen om uw' hairen.
De hemel wille uw huis voor ongeval bewaaren.
Geen ramp of tegenspoed geeve u ooit ongeneugt.
't Roer van uw levensschip bestier' de zuiv're deugd.
Het blyve op klip, nog rots, noch 's waerelds woeste baaren.
Godt zy verzeekeraar van de allerschoonste kiel,
En kostelyke vracht, dat is, de dierb're ziel;
Zo vreest zy voor orkaan, voor roovers noch voor winden.
Op die verzekering zeil' 't schip gerust door zee,
En breng' zyn ryke vracht aan de allerrykste ree,
Daar eindelooze rust en rykdom is te vinden.
|
|