De gedichten. Deel 1(na 1760)–Pieter Langendijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 288] [p. 288] Ter bruilofte van den heere Hendrik Hoofd, en jongkvrouwe Margareta Willink. 'k Zing op uw heilryk huuwlyksfeest, ô Hoofd, met een verheugden geest, Nu gy, in 's hemels naam, uw lieve hartvriendinne, Uw Margarete omhelst, uit ongeveinsde minne, En zy u, vol aanvalligheid, Een hemelvreugd op aard bereidt, Die door eenstemmigheid twee zuiv're zielen smaaken. Als ze in de Godtsvrucht, trouw en liefde zich vermaaken. Geen liefde die uit wellust spruit: Maar die in zich de deugd besluit, In 't hemelparadys alleen uit Godt gebooren, Verheerlykt door 't gejuich der blinkende eng'len chooren, Toen op den eersten bruiloftsdag Godts dauw op Edens vruchten lag, En 's waerelds eerste vorst zyn koninginne kuste, Daar zy in schaduw van den boom des levens ruste, Terwyl om haaren bruiloftsdisch De Paradysbloem schoon en frisch [pagina 289] [p. 289] Uit de aarde sproot, en bloeijde aan haare teed're voeten, Daar vogel, vee, en visch haar in hunn' taal begroetten: En schoon hunn' ongehoorzaamheid Tot 's hemels Oppermajesteit Het aardryk heeft besmet, met alderhande schennis, Door wellust tot de vrucht van 's hemels boom der kennis; Godts liefde bleef nochtans zo groot Dat hy een zegenoly goot Uit zyne heilfiool, die 's menschen ziel besproeijde, Welke als een vruchtb're spruit aan Kedrons hof beek groeijde, Wanneer zyn Zoon op Golgotha De liefde en hemelsche genâ Verzegelde in zyn bloed, tot 's waerelds heil vergoten. Die liefde zegent u, gezegende Echtgenooten, Zy leidt u op den weg der deugd, Gelyk een leidstér uwer jeugd, Die toont, hoe gy u moet voor 's waerelds lokaas myden, En eens van hart, u in de liefde Godts verblyden. Men zegt dat in het oosterland, Daar Sodom en Gomorra brandt, Een gulden appel groeijt, vol stof en asch van binnen; Dus is ook 's waerelds aas, dat veele zo beminnen: Al blinkt het met een schoonen schyn, Van binnen is het vol fenyn: Maar vruchten van de min die uit Godts liefde spruiten Zyn smakelyk en schoon, van binnen en van buiten. De reine min vol huwlykszoet Verquikt het hart in tegenspoed: Godts zegen vloeijt in 't huis daar eendracht woont en trouwe; De vrouw verlicht den man, de man verlicht de vrouwe. Godts zegen vloeijt daar liefde woont, Die 't Paar met vreedeolyven kroont. Godts zegen vloeijt in 't huis daar liefde en deugd regeeren; [pagina 290] [p. 290] Daar alles strekt tot roem en heerlykheid des Heeren. Leeft dus ô lief en heilryk Paar, In deugd en Godtsvrucht met elkaar, Ten vreugd der maagen, die uw bruiloftsdisch bekroonen, Zo zal de zegen van den hemel by u woonen. Uw zyderedery groeije aan, Daar veele huizen door bestaan. Bloeij zoete Willink lang, in aangenaame zeden, Queek Hoofden met uw Hoofd in 't hoofd der Kenn'mersteden. Vorige Volgende