Hij bleek boos te zijn. ‘Dat verdomde mannetje!’ zei Terry. ‘Je zult zien, dat hij me absoluut tegenwerkt.’
‘We hebben in het uiterste geval de burgemeester achter ons,’ herinnerde mr. Burgheem hem. En hij besloot: ‘Laten we die dus meteen maar eens gaan opzoeken, dan kunt u kennis maken.’
‘En denkt u, dat deze dan niet tegen mijn inmenging gekant zal zijn?’ vroeg Terry bitter.
‘Als vriend van mij zeker niet,’ stelde Burgheem hem gerust.
De burgemeester, meneer Pael, was net zo dik als de commissaris, maar zijn humeur was even onverwoestbaar vrolijk als dat van de heer Crommer wankel. Toen Burgheem ons voorstelde en er meteen bij vertelde, dat Terry detective was, en dat hij veel van hem verwachtte voor Henri van Doff, straalde het burgemeestersgezicht van een allervriendelijkste lach, en hij knikte enthousiast.
‘Dacht u iets te kunnen bereiken?’ vroeg hij.
‘Zeker,’ gaf Terry toe, ‘mits ik geen tegenwerking ondervind van - sommige mensen.’
Hierop maakte mr. Burgheem enkele dingen duidelijk. En intussen bleef het gezicht van de heer Pael zo opgewekt, dat ik begon te geloven, het als een afwijking in zijn gelaatsspieren te moeten beschouwen.
‘Ja,’ zei hij op het laatst, ‘het is natuurlijk wel' een ongewone, en daardoor moeilijke situatie, heren.... Wat zijn eigenlijk uw plannen, meneer Van der Linden?’
‘Ik zou graag het huis willen zien, van binnen,’ lichtte Terry toe. ‘De kamers van de beide broers. De woonvertrekken. En ik zou natuurlijk graag een beetje vrijheid hebben in mijn beweging.
Ik bedoel: het kan voorkomen, dat ik op de een of andere ongelegen tijd in het huis moet zijn. Dan is het dérangerend, als er een politie-agent zou staan, die me de toegang tot de kamer weigerde.’
‘Ja,’ knikte meneer Pael. ‘Ja, ja....’ en hij glimlachte zo plezierig alsof we met z'n vieren bezig waren, een smakelijk menu op te stellen. Toen nam hij de hoorn van zijn telefoonapparaat en vroeg een nummer aan. ‘Twee, juffrouw,’ zei meneer Pael. En nadat de verbinding tot stand was gekomen,