van Lambrecht's Spellijnghe. Niet alleen treft men bij Lambrecht het trema aan (de ‘dieresis’, zie Spellijnghe D7 vo), de accentus acutus (als teken voor een ‘stiven opgangh van voaize’ (A8 vo), de apostrophus (D7 vo), de voorstelling van u-consonans door ụ, de ae of ę (om een klank weer te geven als in ‘Boe, ghelijck de schapen bleaten: de aenden qwaeken’, in R: bae zegghet schaep), maar ook nog de Gentse ij in plaats van i voor ng, zoals in spellijnghe, learijnghe (C8 vo), brijnghende (B2 ro) voor spellinge, leeringe, bringende, de oude Vlaamse ou voor oe, ue voor eu, zoals in bouck voor boeck, duer voor deur.
Terloops herinneren wij er aan, dat al deze eigenaardigheden niet op rekening van Lambrecht's initiatief zijn te brengen. Prof. P. De Keyser heeft uitgemaakt, dat onze Gentenaar, bij het opmaken van zijn spelling naar de Franse voorbeelden van Louis Meigret, Peletier du Mans en Etienne Dolet heeft gewerkt. Voor meer bijzonderheden verwijzen wij naar zijn studie.
Het Naembouck heeft de Spellijnghe niet in alles gevolgd. Zo zijn niet overgenomen: de spelling ea en oa voor scherplange ee (deze wordt vaak aangeduid door eę) en oo, de deminutiefuitgang -ikin, de gestreepte (d.i. geëlideerde) e.
Ook de eigen regels - de gebruiker weze er op bedacht - worden niet altijd konsekwent toegepast.
Een gedetailleerd onderzoek van de spelling -, klank -, en dialectverhoudingen in het Naembouck valt buiten het bestek van deze uitgave. Hoofdzaak blijft vooreerst, dat het materiaal ten dienste van belangstellenden wordt gesteld.