De jongen zou dus niets van Smaland te zien krijgen, en dat speet hem toch wel wat. Hij had over geen ander landschap zooveel hooren spreken, als over Smaland, en hij had verlangd het met eigen oogen te zien.
Den vorigen zomer, toen hij als ganzenjongen bij een boer in de nabijheid van Jordberga diende, had hij bijna elken dag een paar arme kinderen uit Smaland ontmoet, die ook ganzen hoedden. Die kinderen hadden hem vreeselijk met hun Smaland geplaagd.
Maar eigenlijk was het niet mooi om te zeggen, dat Asa, het ganzenhoedstertje, hem had geplaagd. Zij was daar veel te verstandig voor. Maar wie hem plagerige antwoorden kon geven, dat was Mads, haar broertje.
‘Heb je gehoord, Niels, hoe het toeging toen Smaland en Skaane geschapen werden,’ vroeg hij, en toen Niels Holgersson: ‘Neen,’ zei, begon hij dadelijk het oude, grappige verhaal te doen: ‘'t Was in den tijd, dat onze lieve Heer bezig was de wereld te scheppen. Terwijl Hij daar druk meê bezig was, kwam de Heilige Petrus voorbij. Hij bleef staan, en keek er naar, en toen vroeg hij, of het een moeilijk werk was.
‘Och ja, dat is zoo gemakkelijk niet,’ antwoordde onze lieve Heer.
Petrus bleef nog een oogenblik staan, en toen hij merkte, hoe gemakkelijk het ging, het eene land na het andere uit te spreiden, kreeg hij lust het ook eens te probeeren.
‘Misschien hebt U wat rust noodig,’ zei Petrus, ‘zoodat ik intusschen het werk kon overnemen.’ Maar dat wilde onze lieve Heer niet hebben.
‘Ik weet niet, of je de kunst zoo goed verstaat, dat ik 't je kan toevertrouwen voort te gaan, waar ik ophoud,’ antwoordde Hij.
Toen werd Petrus boos, en zei, dat hij meende even mooie landen te kunnen scheppen als onze lieve Heer zelf.
't Was nu zoo, dat onze lieve Heer juist op dat oogenblik bezig was Smaland te scheppen. 't Was nog niet half klaar, maar 't zag er uit, alsof het een onbeschrijfelijk mooi en vruchtbaar land worden zou. Onze lieve Heer kon Petrus niet best iets weigeren, en behalve dat, dacht Hij zeker, dat wat zoo mooi begonnen was, niet door een ander bedorven zou kunnen worden. Daarom zei Hij:
‘Als je 't met me eens ben, zullen we eens probeeren wie van ons beiden dit soort werk het best verstaat. Jij, die nog maar een beginner bent, moet dit werk voortzetten, wat ik begonnen ben, en ik zal een nieuw land scheppen.’
Daar ging Petrus dadelijk op in, en toen begonnen zij te werken ieder aan een kant.
Onze lieve Heer trok een eind naar het zuiden, en daar begon Hij Skaane te scheppen. 't Duurde niet lang, tot Hij klaar was,