Gedichten
(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
[pagina 90]
| |
Al is nog uw aanzicht rond,
'k Zie toch vaders oog en mond,
En met moeders blonde lokken
Kunt gij ieders oog verlokken.
Slaap, mijn kindje, slaap gerust,
Want ge zijt mijn hartelust!
Ja, zoo had ik u verwacht,
De oogen blauw en 't wezen zacht
En iets edels in de trekken;
Deugniet, gij zult liefde wekken.
Slaap, mijn kindje, slaap gerust,
Want ge zijt mijn hartelust!
Slaap gerust en sluimer zoet,
U is 't leven nog zoo goed,
Geene droefheid mag u hinderen.
Slapen is zoo goed voor kinderen!
Slaap, mijn kindje, slaap gerust,
Want ge zijt mijn hartelust!
| |
[pagina 91]
| |
Slaap! de pijn koomt ras genoeg;
Somtijds koomt ze veel te vroeg
Ons het leven bitter maken.
Mocht die kelk u niet genaken!
Slaap, mijn kindje, slaap gerust,
Want ge zijt mijn hartelust.
1840. |
|