Gedichten(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 87] [p. 87] Aan Quinten Massys. Hoe vrolik galmt uw lied, Massys, van hamerslagen Op 't dreunend aambeeld begeleid! Misschien verschijnt u reeds het beeld van later dagen, En weet ge, smid, wat, schilder, u verbeidt? Neen, lustig jongling, neen, geen roemzucht koomt u plagen Bij d'alledaagschen arrebeid; Ge vraagt der toekomst niets, noch hebt haar iets te vragen, Zelfs geenen naam verheerlikt en verbreid! Massys, waar is uw lied? Massys waar zijn uw deunen? Waar blijft, bij hamerslag, het zuchtend aambeelddreunen? Hoe doodstil wordt uw smis!... Ging daar geen maagd voorbij? Neen, 't is geen maagdelijn, Massys! - Een engel is ze; Heur adem waait u aan met liefde, en uwe smisse Wordt - Tempel van de Kunst - een heiligdom voor mij! 1847. Vorige Volgende