Gedichten(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Aan Laura. Lieve Laura, gij wilt weten Wat geheim ik u verheel; 's Avonds in het gras gezeten, Droom ik, zegt ge, veel te veel, Stuur ik al te lang mijne oogen Naar de blauwe hemelbogen, Trots den zang van Filomeel. 'k Scheen de lucht eerst af te meten, Zegt ge, maar ik zucht en kweel... Lieve Laura, gij wilt weten Wat geheim ik u vereel. [pagina 36] [p. 36] Lieve Laura, waarom plaagt ge Mij sinds gister onverpoosd! Is uw heimwee dan niet, vraagt ge, Heilbaar bij vriendinnentroost! Is er een zoo nare smarte Doorgedrongen in uw harte Dat geen deeling het ontloost? Hoor, nieuwsgierig meisje, klaagt ge Toch van mij niet zoo ge bloost.... Lieve Laura waarom plaagt ge Mij sinds gister onverpoosd? Lieve Laura, 'k zal vertellen Wat me deert en kwijnen doet; Maar ge moet een waarborg stellen Die me voor uw ‘wrok behoed’. Blijf niet langer in bedenken: Wilt ge mijn een zoentje schenken Zoo mijn biechtspraak u voldoedt? Langer moet ge mij niet kwellen, 't Mondje lacht en 't oog is zoet.... Lieve Laura 'k zal vertellen Wat me deert en kwijnen doet. [pagina 37] [p. 37] Lieve Laura, wilt ge luisteren? Lieve zonder wedergâ, 'k Wil in 't oor het woord u fluisteren Eer 't een ander gadesla.... Maar ge weigert, - spreek en beef niet, Er is niemand in de dreef niet, Zegt ge, listig meisje, ja; 'k Wil slechts Echo's tong bekluisteren, Hoor; want Echo spreekt me na: Lieve Laura wilt ge luisteren, Lieve zonder wedergâ? Lieve Laura, in mijn' droomen Zweeft een engel om mij heen; Onder 't lommer van de boomen Volgt hij voet bij voet mijn schreên; Bij mijn slapelooze nachten, Bij het noeste plichtbetrachten, Bij het woelen van de steên Is hij vaak tot mij gekomen, Glansend met zijn lieflikheên... Lieve Laura, in mijn droomen Zweeft een engel voor mij heen. [pagina 38] [p. 38] Lieve Laura, 'k zie uwe oogen Twijflen bij dit vreemd verhaal; Nochtans 'k heb u niet bedrogen, Bloote waarheid is mijn taal. Ja, zoo lieflik is die engel Dat het fijnste kleurgemengel, 't Witste wit en 't roodst koraal! Der penseelers niets vermogen Bij zijn frischen verwenpraal. Lieve Laura, 'k zie uwe oogen Twijflen bij dit vreemd verhaal! Lieve Laura, zaagt ge uw wezen Nooit nog in het spiegelglas? Daar, daar mocht uw blik in lezen Hoe mijn engel is en was; Daarin mocht uw oog bespeuren Al de pracht van vorm en kleuren Die 'k in mijne droomen las. Is het vonnis nu gewezen Van den mijmraar in het gras? Lieve Laura, zaagt ge uw wezen Nooit nog in het spiegelglas? [pagina 39] [p. 39] Lieve Laura, gaf den zanger 't Zoentje dat hij vergen dorst; En heur hartje klopte banger Dan daar flus in ruimer borst, En heur blik, bij 't avonddonker Blijder nog dan 't stargeflonker Glom bezield van zieledorst, Toen een traan, van weemoed zwanger, Uit heur glimmende oogen borst. Lieve Laura, gaf den zanger 't Zoentje dat hij vergen dorst. 1840. Vorige Volgende