Gedichten(1883)–J.A. de Laet– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Daniël Seghers. Gij, zedig kunstenaar die 't eenzaam kloosterleven, De zachte rust der cel aan God en kunst gewijd, De bloem der velden, met de vogelen die zweven In 't luchtruim waar hun wiek zich vrolik openspreidt, Bemindet bovenal, en 't stof waaraan we kleven, - Wij menschen van wien 't hart bij smart en wellust lijdt, - Niet eens een enklen zucht, een enklen blik kondt geven, Daar ge alles wat men wenscht en najaagt en benijdt, Doorgrond, gewogen hadt, en ijdel hadt bevonden: o Seghers! leerling, zoon en minnaar der Natuur Die vaak in 't vrije veld, bij 't weiflend avonduur, Voor 't schoon der schepping in bewondring bleeft verslonden, o Monik! hemelzoet was 't lot dat u beviel: Uw was de kracht van 't brein, de vrijheid van de ziel! 1839. Vorige Volgende