Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdSchaken,grote liefhebberij van m. Met verschillende vrienden en kennissen speelde hij correspondentieschaak, o.a. met *S.E. W Roorda van Eysinga. Hij schrijft hem in februari 1872: ‘Ik heb schik in de schaakparty, en zal u woedend bevechten. We spelen om 'n millioen de party, te betalen zoodra... we 't hebben.’ (vw xv, p. 96) Op 10 augustus 1872 schrijft hij zijn uitgever G.L. Funke dat het werken niet vlot en vraagt hem daarom hem te helpen zoeken naar een goede schaker: ‘Ik heb altyd baat gevonden by schaken. Kunt ge my een sérieuze schaakparty bezorgen? Maar zeg uitdrukkelyk dat ik niet beweer, sterk te zyn, o neen! (Dit is de waarheid) Met 'n meester 3e of 4e rang, verlies ik. Reeds 'n keer of drie heb ik 'n corresp. party gespeeld in den laatsten tyd, maar ik trof het altyd dat men 't ál te slordig opvatte, en dan wryft het me niet genoeg. Maar als ge 't nu een goeden schaker voorstelt, heeft zoo'n uitdagenden schyn. Dit weerhoudt me van schryven aan een beroemdheid als byv. van 't Kruis, van der Leli, & dergelyken. En met een kruk helpt het me niet. Mogt ge iemand vinden, die er geschikt voor is, zorg dan vooral dat er geen bluf ligt in m'n aanbod. Dan zou ik er te gek afkomen.-’ (vw xv, p. 307) Funke antwoordt hem dat hij niemand kent die redelijk schaakt (brief van 17 augustus 1872, vw xv, p. 311). In de volgende jaren speelt m. correspondentieschaak met onder anderen J.L. Switzar (1838-1916, apotheker en burgemeester van Beek en Donk) en *A. van der Linde. Aan Marie Berdenis van Berlekom schrijft m. op 4 augustus 1886: ‘Verbeeld je meid, als een der middelen die ik noodig heb tegen myn kwaaltjes - ik heb er zoo eenige! - gebruik ik 't schaken. Daar heb ik nu maar eventjes vyf partyen te-gelyk aan de hand, of eigenlyk vier, want één heb ik al glorieus gewonnen. het gaat nl. p. correspondentie, drie te Amsterdam en twee te Utrecht. Elken morgen by m'n ontbytje, als ik nog niet spreken kan, weet ge? - bedenk ik m'n zet. Dat is my 'n groot genoegen. Nu moet je weten dat ik volstrekt geen sterke speler ben uit de hand. Maar by korrespondentie kan ik door geduld aanvullen wat me aan cheniïgheid mankeert.’ (vw xxiii, p. 643-644) In 1984 werd door de conservatrice van het Multatuli-Museum, mevr J.A. Roelfsema-Tenge, in m.'s bureau een notitieboekje gevonden met twee onbekende schaakpartijen. Of het hier correspondentieschaak, soloschaak of om partijen ‘uit de hand’ gaat, is niet duidelijk (B. Luger, ‘Douwes contra Dekker’, in: Over Multatuli, 1985, nr. 15, p. 15-22; B. Luger, ‘Multatuli versus Plurimatuli’ in: Weerwerk, p. 101-112, 258-260). De correspondentieschaak met Switzar werd gepubliceerd door L. Prins in Multatuli en het spel van koningen (Amsterdam, 1970). |
|