Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdRomantiek,stroming in de Europese letterkunde aan het einde van de 18e en de eerste helft van de 19e eeuw, deels ontstaan als reactie op de nuchtere en empirische Verlichting. De romantiek streeft naar het gevoelige, vermeit zich in sombere en tragische taferelen, schept een wereld van verbeelding in tegenstelling tot de droevige werkelijkheid, ontvlucht de cultuur en zoekt een schuilplaats in de natuur, vereert en verheft het nationale. Tot de grote mannen van de romantiek behoren *Rousseau met zijn natuurverheerlijking (Julie ou la nouvelle Héloïse, 1761); *Goethe (Die Leiden des jungen Werthers, 1774); *Scott met zijn historische romans; *Lord Byron met zijn ontkenning, twijfel en spot, vooral met het bestaande (Childe Harold, 1812); in Nederland *Bellamy en *Feith. Kenmerkend voor de romantiek, en in het bijzonder ook voor m., is de humor. m. is onze laatste en grootste romanticus. In heel zijn oeuvre openbaart zich het streven naar tegenstellingen: Droogstoppel tegenover Havelaar, Stoffel tegenover Wouter, de heren van het hof tegenover koningin Louise. Ook is m. een bij uitstek Hollandse kunstenaar met zijn uitbeelding van de werkelijkheid, zoals die zich ook vertoont in de Reinaert, bij Bredero, bij Wolff en Deken en in Beets' Camera Obscura. In verschillende studies is m. als romanticus geschilderd. Hieronder volgen de belangrijkste. S. Lublinski schrijft in Multatuli (Berlin, 1902): ‘Eenheid van poëzie en wijsbegeerte, van wetenschap en levenswijsheid predikte vóór honderd jaren de Duitse Romantiek (...) net zoals Multatuli.’ Hij vervolgt: ‘De enige romanticus der Europese letterkunde, die in leven en werk eenheid nastreefde, was Multatuli. In zijn werken toont hij zich de volbloed-romanticus, doordat hij zichzelf steeds op de voorgrond stelt en door de bontheid van zijn vormen: lyriek, drama, vertelling, wijsbegeerte, feuilleton. In zijn lijden vergelijkt hij zich met den Heiland, die met brekende krachten het kruis naar Golgotha omhoog draagt, begeleid door een kleinzielig gepeupel zonder medelijden. Maar Multatuli behoort niet tot de allergrootsten; hij is de grootste als journalist en feuilletonist. Zo is zijn Vorstenschool een schitterend liberaal toneelstuk, maar geen drama. En wat de kern van Multatuli's wijsbegeerte betreft, hij predikt terugkeer tot de natuur, die alleen goed en wijs is; het is de leer van Rousseau. Maar hij doet het zo, dat hij Hollands grootste figuur is in de 19e eeuw’. Busken Huet schrijft in Litterarische Fantasiën en Kritieken (xxii, p. 162-163) dat de Max Havelaar een volledige verzameling van het romantische goed aanbiedt: Het boek is ‘onvergelijkelijk in zijne soort, en doet de fraaije letteren van Multatuli's nederlandsche tijdgenooten bleek of onbezield schijnen.’ Het uitvoerigst is J. Prinsen Lz. in zijn studie Multatuli en de Romantiek (Rotterdam 1909): ‘In hem die rameiende kracht, die revolutionaire overtuiging, die hemelbestormende moed, dat vaste besef van de profeet eener nieuwe wereld- en levensbeschouwing te zijn.’ (p. 4). ‘Het eigenlijke verschijnsel [van de Romantiek] is (...) de begeerte naar een oorspronkelijk gevoel; (...) de dichters begeeren de uiting hunner vreugde in nieuwen, vrijen klank.’ (p. 7) ‘Hij [m.] moet met die litteratuur [van de Romantiek] zijn gedrenkt geweest als een spons (...). Zijn hele zijn was er in opgegaan, als de geest van Don Quichotte in zijn ridderromans.’ (p. 59). J. de Gruyter schrijft in Het leven en de werken van Eduard Douwes Dekker (Amsterdam, 1920, dl. 2, p. | |
[pagina 397]
| |
199): ‘wat hem vooral tot de Romantiek doet behooren, het is zijn ridderlijkheid, zijn edelmoedigheid, zijn offervaardigheid (...);’ hij wil zich geven ‘in daden van moed en zelfopoffering’. Hij heeft ‘de malle begeerte om de smarten der wereld te dragen’. G. Stuiveling schrijft in Een eeuw Nederlandse letteren (Amterdam, 1941, p. 131): ‘De Romantiek heeft bij Multatuli haar hoogste uiting gevonden: het humoristische avondje bij Juffrouw Pieterse overtreft het avondje bij Stastok, zoals een genie een talent.’. m.'s humor vindt Prinsen bij Hugo en Heine terug; ook bij Gautier en Geel vindt men dat werken met tegenstellingen in de geest van Sterne. In de tweede plaats komt de sentimentele ridderlijkheid, gevoed door Schiller en Sue. Woutertje Pieterse vindt men terug bij de Duitse romanticus F. Sallet uit de Duitse Revolutie-tijd. De vorst uit Vorstenschool en Millioenen-studiën herinnert aan Hugo. Medelijden met gevallen vrouwen en het beroep op de oertoestand der mensheid is van Rousseau; ontboezemingen over vrije liefde verwijzen naar Byron, Shelley, de Duitse romantici en Balzac. Wat andere volken verkregen in de eeuw van 1750-1850, daaraan gaf m. hier plotseling leven (J. Koopmans, De nieuwe taalgids 1909, iii, p. 311-314). Gerard Brom schrijft in Multatuli (Utrecht, 1958, p. 81-82): ‘Buiten de romantiek is Multatuli ondenkbaar. De episode van Saidjah belichaamt een dubbele liefde voor het exotische en het primitieve, zoals de geschiedenis van Wouter de opkomende belangstelling voor het kinderleven bewijst. Het onderbreken van een verhaal voor aanspreking van de lezer is ook een tijdsverschijnsel, dat bij iemand als Thackeray telkens optreedt. Het beroep op de Koning, zoals het slot van Havelaar vertoont, was in 1843 voorgedaan door Bettina Brentano in haar werk met de sprekende titel Dies Buch gehört dem König. In ieder geval is het hameren op oorspronkelijkheid - en dat is de hoofdzaak - een echt romantisch kenmerk.’. H.A. Gomperts omschrijft m. in De geheime tuin (Amsterdam, 1963) als ‘romantische dweper’, die nog Verlichtingsideeën aanhangt. Eep Francken maakt in zijn De veelzinnige muze van E. Douwes Dekker (Amsterdam, 1990, p. 260-275) bezwaar tegen de literair-historische term romantiek, en plaatst m. in een breder kader dat hij, in navolging van de moderne kritiek, het ‘emotionalisme’ noemt. Francken concludeert dat m. elementen uit het rationalistisch neoklassicisme en de romantiek combineert tot een eigen ‘idealisme’. |
|