| |
| |
| |
Rusland.
De revolutionaire koorts, die in October 1905, vooral Zuid-Rusland aangreep, maakte een kort verblijf in die streken wel interessant, maar dwong mij af te zien van mijn voornemen om tot Moskou op te sporen. Noch van Odessa, noch van Sebastopol reed er meer een trein noordwaarts. Zelfs mocht ik van geluk spreken, dat ik juist nog met den laatsten trein, die van Kischeneff naar Odessa doorging, behouden in deze prachtige havenstad van de Zwarte Zee binnenkwam. Ik had de lijn genomen die van Jassy over Ungheni, dwars door Bessabarië heen, Roemenië met Rusland verbindt. Het is van Jassy tot Odessa een afstand van slechts 362 Werst (1 K.M. = 0,9374 Werst), maar de trein doet er twintig uur over. 's Middags, even na twaalf uur, vertrekt men, en komt pas den volgenden morgen 8 uur, in Odessa aan. De prefect van Judet te Jassy, de heer Constantin I. Ivasch, was zoo vriendelijk mij een directeur der grenspolitie mede te geven, die Fransch sprak, en mij te Ungheni door al de formaliteiten van het passtelsel en de douane, dat toen vooral zeer scherp werd toegepast, vlot heen hielp. Een voorkomendheid die te meer op prijs was te stellen, omdat aan het kleine grensstation Ungheni geen der beambten iets anders dan Russisch sprak, en ik alzoo zonder de hulp van dezen uitnemenden politie-directeur, den heer George X. Euraclide, aan volkomen willekeur zou zijn overgeleverd geweest. Ungheni zelf is een nietig stedeke, voor de overgroote meerderheid door Joden bewoond, met slechte straten en ellendige huizen, maar 't station en de douane-inrichting was er, gelijk alles wat in Rusland van Overheidswege georganiseerd is, eenvoudig en goed, en het buffet uitgebreider dan bij ons te
| |
| |
Rozendaal; het werd voortreffelijk bediend. Bij den lunch maakte ik voor 't eerst kennis met de Wodka, die me niet meêviel, en die ik verder rusten liet.
Rustig kon ik in de wachtkamer de velerlei typen van Joden, niet-Joden, civilisten en militairen, moujiks en kooplieden bestudeeren, waarbij mijn officieele reiscompagnon mij goede diensten bewees. Bijna twee uur hield men er ons op, en toen kwam de Russische trein voor, waarop, om het breeder spoor, alles moest worden overgeladen; en in een der prachtige wagens eerste klasse van den trein was voor mij, op aanwijzing van den politie-directeur, een geheele coupé gereserveerd. Zulk een coupé is, zonder overdrijving gezegd, een klein salet, kostelijk gepolsterd, verlicht en verwarmd, ruim en rijk ingericht. Precies 2.10 naar Russischen tijd ging het signaal, ik nam van mijn begeleider afscheid, en zoo reden wij van Ungheni af. Niet lang echter duurde mijn weelde. Reeds aan het eerstvolgend station plaatste de conducteur, zich aan niets storend, nieuwe reizigers bij mij, en dat ging zoo door tot Odessa. De conducteur was in het oogloopend stug, men kon merken dat er iets broeide, want in gewone tijden is het Russisch spoorwegpersoneel de voorkomendheid en beleefdheid zelve. Thans echter vervulde de komende staking hart en hoofd. Aan elk station hield heel het trein- en stationspersoneel lange, heftige conferenties met zekere lieden van de plaats waar men stopte, meest Joden. Blijkbaar werden de laatste afspraken voor de staking gemaakt, die dan ook den dag na mijn aankomst te Odessa uitbrak, en ons van de buitenwereld afsneed.
De zeekant van Odessa is mooi. Amphitheatersgewijze uitgeplooid, op een vijftig meter hoog kustterras, vormt de zeekust levende lijnen van aangrijpende schoonheid en geeft een heerlijk haven- en zeegezicht. De bijna zwarte kleur van het golvend, weinig gekuifde water, zich grauw-ernstig afteekenend tegenover de blanke kustlijn, is op den achtergrond omzoomd met een lichtenden horizont. De binnenstad valt daarbij geheel af. Alleen de Nicolasboulevard, die langs de kust loopt, imponeert door hoogen bouw, maar zelfs de Deribassofskaïa, Odessa's hoofdstraat, maakt, hoe druk het verkeer er ook zij, geen grootschen indruk. Wel zijn de straten er breed, maar de lage bouw der huizen wordt juist door die rechte, breede vlakte nog
| |
| |
meer gedrukt, en de rechte lijnen van Odessa's aanleg brengen te weeg, dat er, de zeekant uitgezonderd, bijna nergens een schilderachtig plekje is aan te treffen. Odessa is geen natuurlijk gegroeide, doch een in overijling gemaakte stad, en herinnert daardoor sterk aan de tweede klas-steden in de Vereenigde Staten. Keizerin Katharina II heeft de stad pas in 1794 gesticht, en nu telt ze 500.000 inwoners, waaronder een kleine 200.000 Joden. Er is veel nijverheid, met over de 70 fabrieken, maar de handel over zee blijft hoofdzaak. Behalve de vischtrawlers en de kustschepen, heeft Odessa een jaarlijksch scheepvaartverkeer van bij de 5000 stoombooten, en omtrent 4000 zeilschepen. Vooral de Russische maatschappij voor Scheepvaart en Handel houdt, met de dusgenaamde Vrijwilligervloot, het havenverkeer in handen. De zes havens zijn dan ook uitstekend ingericht en worden door een pier van 1300 M. lang tegen stormweer beveiligd. Batterijen met 100 stuks van het zwaarste geschut verdedigen de stad; na het bombardement in 1854 door de Engelsch-Fransche vloot, een ver van overdadige weelde. De hôtels eerste klas laten te Odessa niets te wenschen over, en doen niet onder voor de beste hôtels in het Westen. De Gouverneur, de heer D. Neidhart, aan wien ik een aanbeveling had, ontving mij hupsch en welwillend. In zijn kabinet zag ik een zeldzaam fraaien Icoon, hem vereerd na den bomaanslag op zijn leven, eenige weken te voren.
Hij bleek een man van fijne beschaving, maar toch evenzoo van kalmen moed. Zonder escorte reed hij in open calesch met mij uit; en al wist hij, dat de aanslag zich elk oogenblik hernieuwen kon, hij kende angst noch vrees, stapte overal uit, en mengde zich geheel vrij onder het volk. Psychologisch werkte dit aanstekelijk, want al wist ik, dat ik in zoo hoog gezelschap zelf elk oogenblik gevaar liep, zoo zat ik toch geheel gerust naast hem, nauwelijks aan gevaar denkend. Wat destijds de positie van Odessa en den Gouverneur zoo hachlijk maakte, was, dat het armeecorps dat hier zijn hoofdkwartier heeft, naar Mandchoerie was, en slechts reservisten de stad bewaakten. De kort na mijn vertrek uitgebroken onlusten konden alleen daardoor zoo heftig karakter aannemen. De eigenlijke steun van de Regeering lag dus geheel alleen in de Donsche kozakken, die ik in hun kazerne opzocht. Nuchtere, rustige cavaleristen, voor wier paarden in zindelijke, uitnemend luchtige stallen keurig gezorgd was, maar wier eigen
| |
| |
verblijf zoo verre, bij wat wij onder slaapzalen verstaan, achterstond, dat de stank het raadzaam maakte, zoo spoedig mogelijk de vrije lucht weer op te zoeken. Alleen de kozakken van het 3e jaar hadden lansen, de jongeren enkel sabel, karabijn en karwats. Hun manoeuvreeren was feilloos. Ruiter en paard is bij de kozakken één. De Gouverneur, die elk oogenblik op het uitbreken van het oproer bedacht moest zijn, had 't te druk om mij zelf verder te begeleiden, en voegde mij daarom toe den heer Serge de Plaksinn, staatsraad en inspecteur van de Openbare werken en de pers. De heer Plaksinn, zelf schrijver van talent, en a perfect gentleman, was een uitnemende cicerone, die mij in scholen en andere publieke inrichtingen inleidde, en mij door de gemakkelijkheid van zijn omgang alle gevoel van in den vreemde te verkeeren ontnam. Ook de Joodsche scholen heb ik onder zijn geleide bezocht. Deze scholen waren uitnemend ingericht, en daar ik Hebreeuwsch heb gestudeerd, liet ik de kinderen uit hun gebedenboek wat Hebreeuwsch lezen, wat zeer goed ging, en aan den supérieur blijkbaar vertrouwen inboezemde. Althans van dat oogenblik af sprak hij zich vrijer over de Joodsche toestanden tegen mij uit. Ook een van de 7 gymnasia voor meisjes bezocht ik; het dusgenaamde Gymnasium-Maria, onder de leiding van Mevrouw Patlayevsky, en het was hier dat ik opeens het onderscheid zag tusschen de jonge Russinnen en de vrouwelijke scholieren van die jaren ten onzent. Geen zweem van coquetterie, maar starre ernst. Ik verstond op eens, hoe uit zulke kringen de niets ontziende terroristen zich door star fanatisme ontwikkelen kunnen. Onder de studenten aan de Nieuw-Russische Universiteit (een Universiteit met 90 docenten en 1200 studenten) was de gisting op dat oogenblik reeds hoog geklommen; en om alles onrustig te maken, drongen ze ook in meisjesgymnasia in, niet met galante, maar uitsluitend met politieke bedoelingen. Zeer verstandig, noodigde
de Directrice de heeren uit binnen te komen en in elke klasse zelf aan de jonge dames te zeggen, wat zij op 't hart hadden, en daarna sprak zij zelve hare leerlingen toe, met gevolg dat zij weigerden mee te doen. Toen maakten de studenten kabaal op straat. De politie riep de kozakken, en deze veegden de straat schoon. Maar al liep het zoo nog goed af, toch was 't het begin van het groote oproer. De spoorwegstaking was uitgebroken, de eigenlijke troepen waren in
| |
| |
Siberië, en nu of nooit moest men toen zijn slag slaan. Dit niet duidelijk genoeg voorzien, en niet vroeg genoeg gekeerd te hebben, kostte kort daarop den Gouverneur Neidkart zijn post. Zij die dit ontslag toeschreven aan bureaucratische wreedheid, toonden noch den man, noch den toestand te Odessa te kennen.
Over de Joden spreek ik later afzonderlijk, maar in het algemeen trof mij bij heel de bevolking dat karakter van ernst, dat men in het Westen zoo vaak mist. In de groote kathedraal, op het Sobarnaja-plein, toonde zich die ernst in den drang waarmede er het vrome leven tot uiting kwam. Wel alles ceremonisch, maar toch niet mechanisch. Zelfs het kussen der heilige Icônen verried passie. En dienzelfden ernst ontwaarde ik bij een feestelijke gelegenheid in nationaal costuum. Om de immoraliteit van het jongere geslacht behoeft men geen doekjes te winden, maar deze jonge mannen en vrouwen in Russisch nationaal costuum maakten een kostelijken indruk. Vooral het vrouwelijke costuum is verleidelijk ernstig-schoon, het hoofd bijna geheel in tulle met kant gehuld en alleen het voorste gedeelte van het gelaat in strakke, stugge en toch zoo onuitsprekelijk zachte trekken uitkomend. In zijn kleuren is dit costuum niet in 't minst opzichtig. Er is geen enkele harde tint in, het middel is niet omgord, de gestalte vertoont zich daardoor in Grieksche lijnen, en het geheel is van het hoofd tot de voeten omzoomd met zacht glanzend wit. Ook bij de ontmoeting maken de Russen en de Russinnen een uiterst aangenamen indruk. Voor een vreemdeling zijn zij de voorkomendheid zelve, en op de vriendelijkste wijze kwamen ze mijn onbekendheid met hun taal, ook als zij zelven niet anders dan Russisch spraken, door innemende gebaren en aanwijzingen tegemoet. Vreemde talen spreken zij in het Zuiden weinig, altoos nog meer Duitsch dan Fransch. Maar wat mij vooral een diepen indruk van den ernst van het volkskarakter gaf, was een begrafenis, die ik de stad zag doortrekken. Er was iemand uit de arbeidersklasse verongelukt, en de arme kerel werd nu met groote statie naar zijn graf geleid. Maar om dien lijkstoet verdrong zich het volk uit de achterbuurten, in het gewoon arbeiderscostuum, en zonder zweem van orde. Een wilde golving van menschen van allerlei leeftijd, mannen en vrouwen. Doch nu
hadt gij het verschil met zulk een optocht bij ons moeten zien. Niets van die stille stugheid, van die bijna koele onverschilligheid, waarmee men
| |
| |
bij ons achter een lijkstatie te hoop loopt. Hier was 't al passie op 't gelaat, het hoofd uitrekkend om over de schare heen te zien, de armen uitstrekkend als om de lijkbaar te kunnen aanraken. Passie, droefheid, ernst kenmerkte heel den stoet. Het was een deel van hen zelf, dat uit hun midden in dien lijkwagen naar het graf werd getrokken. Ik zeg niet dat de Russen daarom hooger staan. In individueele, persoonlijke ontwikkeling staan ze stellig lager; maar juist door dat gemis aan persoonlijke ontwikkeling, is het collectieve leven er zoo veel sterker, en dit besef van een niet drijvend atoom, maar een lid van het geheel te zijn, leent bij al hun uitspattingen aan hun karakter dat eminent-ernstige, dat zich zoowel in hun vroomheid, als in hun terrorisme gedurig openbaart. Ze doen niet in het kleine, ze voelen zich steeds en overal als de organische uiting van een machtig geheel.
Langer dan een week kon ik in Odessa niet blijven. Reeds hadden de banken haar betalingen geschorst, herhaaldelijk waren de kozakken uitgerukt om kleine troebelen te stillen, de eerste salvo's waren reeds gevallen, en ik vond het daarom geraden naar de Krim te trekken, hopende in Sebastopol rustiger dagen te beleven. De heer Plaksinn met onzen consul, den heer J.W. Muntz, in wiens vriendelijkheid ik roemen mag, bracht mij naar de boot, en 's middags voeren we af met een verrukkelijk schoon gezicht op de stad uit de zee. De boot liet niets te wenschen over. Van de zee heb ik nooit last. De vaart ging snel, en reeds den volgenden morgen 7 uur wierpen wij het anker voor de haven uit; de douanen kwamen aan boord, en kort daarop konden wij aan den wal meeren. Met een blagodariou vas nam ik van den kapitein afscheid. Ook Sebastopol ligt amphitheatersgewijze op een hoogvlakte. De grafskaiapristan of landingsplaats voert met steenen trap, door hooggewelfde poort, naar het begin van den Zeeboulevard, en vlak in den hoek ligt het eenige goede hôtel met een echt-Hollandschen naam: Het Hôtel Kist. De reede van Sebastopol is onbeschrijfelijk schoon, diep het land insnijdend met een breedte van 800-1280 Meter, en 8 Kilometer lang; maar wat bovenal aan deze reede haar schoonheid leent, is het aantal bochten zonder eind, dat de beide zijden der kust in kronkelende lijn doet omloopen. Tusschen Chersonesus en Balaklawa loopt die lijn strak, maar van de noordkaap tot Chersonesus is de lijn gekarteld en kronkelend, soms met tamelijk diepe insnijdingen in het land, en
| |
| |
bij Balaklawa begint dit opnieuw. Van Balaklawa tot Inkermann vormt deze kust een schiereiland, en het is aan de noordzijde van dit schiereiland dat Sebastopol hoog uitsteekt. Sebastopol is evenals Odessa een gradonacalstvo, d.w.z. het vormt met de omliggende dorpen een afzonderlijk, zelfstandig gouverneurschap, en dit Sebastopol is een nieuwe, op hoog bevel geschapen stad. Vroeger niets dan een nietig Tartarendorp, is het in 1784 pas aangelegd, in 1854/55 geheel verwoest, en sinds naar het oude plan herbouwd. Eigenlijk heeft het slechts twee lange straten, de ééne rechts, de andere links van den heuvelkam die van de haven tot diep in het bergvlak oploopt, en beide vereenigen zich op het plein voor het Mastbastion. Ten zuiden zijn ze verbonden door een breede dwarsstraat, en buiten de stad strekken zich de twee wonderschoone Boulevards uit: de Zeeboulevard in het zuiden, en hooger op de Historische Boulevard. Er zijn ongeveer 50,000 inwoners, waaronder veel Joden. De handelshaven is in 1894 naar Feodosia verlegd. Onder de vestingen is het gedaald tot de tweede klasse, maar als marinestation blijft het hoofdstation van de Zwartezeevloot.
Te Sebastopol was het niet gemakkelijk om thuis te worden. De Gouverneur, aan wien ik aanbevolen was, sprak niets dan Russisch en had op zijn kanselarij niemand die als tolk kon dienen. Gelukkig dat hij een gouvernante bij zijn dochter had, die iets aan talen had gedaan, maar het vlotte toch niet best, en ik begaf mij dus naar den commandant van het Marinestation, Admiraal Danilevsky, die Fransch sprak, en zich bereid verklaarde mij voort te helpen. Op zijn uitnoodiging heeft toen de heer P.A. Apostolides, van het Grieksche consulaat, mij begeleid, en de heer Ringeling, onze consul, en zijn familie vulden allervriendelijkst de leemte aan, zoo dikwijls de heer Apostolides door zijn bezigheden elders werd geroepen.
De opstand, die inmiddels ook hier uitbrak, noodzaakte mij langer te Sebastopol te blijven, dan ik mij voorgenomen had, en dwong mij van een tocht naar Kiew en Moskou niet alleen, maar zelfs van een bezoek naar Jalta en Livadia af te zien. Noordop kon men niet meer, omdat er geen spoor meer reed, geen post meer aankwam, en zelfs alle telegraphische gemeenschap een tijdlang was verbroken; en van mijn bezoek aan Livadia moest ik afzien omdat Jalta geheel in de macht der opstandelingen was. Ik had om den hoogen roep van
| |
| |
Livadia het gevaar nog willen trotseeren, maar een officier van den Duitschen Generalen Staf, die uit Jalta in het Hôtel kwam, een uur vóór ik af zou reizen, ontried het mij beslist. Alle winkels en hôtels waren er gesloten. Aan voedingsmiddelen ontstond gebrek. Aan uitgaan was geen denken. En in Jalta was noch politie noch garnizoen. Al wat ge doen kunt, zei de officier mij, is in uw hôtel door de reten van de gesloten luiken koekeloeren, en u behelpen met gebrekkigen kost. Onder die omstandigheden verloor zelfs Livadia voor mij zijn aantrekkingskracht, en dat te meer daar ook de dienst der booten met staking werd bedreigd, en de weg overland terug, dwars door de Tartarenstreek, allesbehalve veilig was. Daar er nu naar Constantinopel maar één boot in de week voer, en de laatste juist vertrokken was, moest ik wel een week langer te Sebastopol blijven. Aangenaam was dit niet, want als stad levert Sebastopol weinig of niets op, en het werd overal onrustig. Zware patrouilles van 40 man, met twee officieren en compagnie-vaan, doorkruisten bij dag en bij nacht de stad. Onafhankelijk van deze trokken de kozakken in patrouilles van 7 man rusteloos de stad door, en ook de politie was overal op de been. De troepen waren geconsigneerd; en men zag op de pleinen en hoeken der straten hoopen volk bijeenscholen, en soms uren lang consult houden over wat te doen stond. 's Avonds werden er op den Zee-boulevard socialisten-meetings gehouden, en om de tafel van het moderamen zag men sergeants in uniform zitten. Een mysterieuse stemming lag zwoel over heel de burgerij. De stilte die aan het onweer vooraf gaat.
Plotseling kwam hierin een keer toen het manifest van 30 October afkwam. Dit was tengevolge van de afsnijding van alle communicatie niet naar de Krim overgebracht. Maar 1 November had een dagbladbureel het weten machtig te worden uit Simferopol. Dit bureau liet het terstond als extra-tijding afdrukken, en zoo overviel het gouvernement en publiek. Juist trok een zware patrouille, gevolgd door kozakken, door de hoofdstraat, toen opeens een slank, tenger kereltje van 15 jaar, geheel in het vuurrood gekleed, en met een phrygische muts op, luid schreeuwend uit een boekwinkel op straat sprong, in zijn hand een dun, hoog baleintje zwaaiend, waaraan het manifest in breed papier was vastgemaakt. De officier van de patrouille wist nog van niets, en de politie wist van niets. Evenmin het publiek
| |
| |
op straat. Alles stond verbluft, en de politie snelde op den jongen aan om hem te arresteeren. Maar vlug als water vloog hij door alles heen, het ééne huis in en het andere weer uit, aldoor het manifest uitdeelend, tot wie lezen kon, het manifest nalas en opeens de spanning uit had.
Dien eigen avond vielen de eerste dooden. De leiders brachten het volk aan het verstand, dat de politieke gevangenen door het manifest van den Tsaar in het gelijk werden gesteld, en dat het een contre-sens zou zijn, de straf te doen voortduren voor het proclameeren hunnerzijds van hetgeen de Tsaar nu zelf in zijn manifest als recht en billijk erkende. Sterker nog, werd er rondgebazuind, dat eigenlijk niet de Tsaar, maar deze vrijheidshelden 't volk verlost hadden. Zonder hun moedig en zelfopofferend optreden zou de Tsaar nooit hebben toegegeven en zou dit manifest nooit door hem onderteekend zijn. Een redeneering waarvan de practische conclusie was, dat de schare bij de gevangenis te hoop liep en vrijlating van de strijders voor hun rechten eischte. Al spoedig wilde men tot geweld overgaan, maar ijlings kwam de politie en de troep tusschenbeide, en toen vloeide het bloed. Toch is toen den volgenden morgen het uitbreken van het oproer nog bezworen; maar hoe? Alleen doordat de Gouverneur met de socialistische leiders een verdrag sloot. Zij boden aan, dat ze voor de rust en de orde zouden instaan, mits hij, Gouverneur, de patrouilles van leger en vloot en de politie introk, en de stad aan hen overliet. Daar ging de Gouverneur, admiraal Spizky, met stille trom op in, vermoedelijk omdat de geest onder de mannen van de vloot, en ten deele ook van het leger, hem toen reeds geen genoegzaam vertrouwen inboezemde. Den volgenden morgen zag men dan ook het zonderlinge schouwspel, dat alle politie en alle militair vertoon verdwenen was, en dat een soort socialistische patrouilles, van 3 tot 5 man sterk, met de roode cocarde op de borst, de hoofdstraten afliepen en allerwegen de politiediensten waarnamen. Deze patrouilles waren er vooral op uit, om de magazijnhouders tot het sluiten van hun winkels te dwingen. De openbaring van het gewone leven moest voor eenige dagen gestuit worden. Ieder moest kunnen zien, dat een nieuwe orde van zaken was ingetreden. Dat
was, onder bedreiging van plundering, reeds twee dagen zoo gedreven, en de meeste winkels waren reeds gesloten. Maar vooral in de winkels door vreemdelingen gehouden, wilde men er toch niet goedschiks aan.
| |
| |
De deur ging dan wel dicht, maar met gesloten deuren verkocht men toch, en stalde uit achter de vensterramen. Doch nu had ook dit uit. De socialistische patrouilles traden nu gebiedend op, en langs alle straten werd het, bij de toch niet zeer heldere verlichting, vooral 's avonds, al doodscher. Wie niet uit hoefde, bleef thuis. Maar juist het goed opnemen van wat toch uitliep, werd er slechts te interessanter door. Tot den laatsten dag toe heb ik mij dan ook tot 's avonds laat geheel vrij door heel de stad bewogen, en al is mij geen haar van mijn hoofd gekrenkt, toch merkte men zeer goed, dat de burgerij bij de lamp thuis zat, en dat hetgeen hier en daar aan groepjes nog op straat stond te redeneeren, beramers van complot op complot waren.
Gelijk men weet, zijn de troebelen toen begonnen met de lijkrede van luitenant Smith op het graf van een der bekende leiders, die bij het oproer voor de gevangenispoort een schot door het hart kreeg. De burgerij nam aan dien begrafenisstoet geen deel. Voor het prikkelende van de positie was de menschenmassa, die zich uit de hoofdstraat naar het kerkhof bewoog, niet groot te noemen, maar heel het revolutionaire Sebastopol was op het appèl verschenen, en het was voor dit opgewonden publiek dat Luitenant Smith zijn overspannen rede hield, waarvoor hij met den kogel heeft geboet. Reeds toen sprak men in mijn hôtel het vermoeden uit, dat de vlootbemanning welhaast haar oproer zou hervatten. Dit noopte mij, nog bijtijds aan de vloot, en met name aan de Kniaz Potemskin, een bezoek te brengen. De admiraal had de vriendelijkheid voor dit bezoek een stoombarkas ter mijner beschikking te stellen, en de Grieksche consul Gripari gaf mij nogmaals den heer Apostolides als tolk meê. Eerst stoomden wij toen naar de Potemskin, het beruchte pantserschip, dat eens de roode vlag heesch, eerst te Kustendjé zich aan de Rumeensche regeering overgaf, en door deze aan Rusland is teruggegeven. Het slagschip voert thans den naam van Pantéleïmon, om zoo mogelijk de booze herinnering, die er aan kleeft, uit te wisschen. De Potemskin is een slagschip van 12.700 ton waterverplaatsing, met 10.600 paardenkracht, en 18 mijls vaart in het uur. Het voert 4 stukken van 30.5 cM. en 16 van 15 cM., behalve het kleine geschut, en is op één na het sterkste schip van de Zwarte Zeevloot. Het was, toen ik het besteeg, afgetuigd en lag in repa- | |
| |
ratie, met slechts een zeer kleine bemanning. Inwendig vertoonde het al de teekenen van het vandalisme, dat vooral in de officierskajuit gewoed had, maar als schip was het nog ongeschonden in zijn volle kracht. Om nu een Russisch slagschip ook in zijn volle uitrusting te zien, liet
ik mij, van de Potemskin, naar de Tri Swjatitelja voeren, een slagschip van 1893, ook van 12.700 ton, ruim 11.000 paardekracht en met een vaartsnelheid van 17 mijl. In dit slagschip vond ik de historische bijzonderheid, dat de Icônen van drie slagschepen, die men bij het beleg van 1854 in de haven had laten zinken, hier, in wat wij de kerk noemen, waren opgehangen. Vandaar zijn naam, die, zoo men mij goed heeft ingelicht, De drie heiligen beduidt. Op dit schip werd ik door den commandant en zijn officieren ontvangen, maar tot mijn teleurstelling was er onder hen niet één die iets anders dan Russisch sprak. Met een mij toegevoegd officier, en mijn tolk, ging ik toen het schip bezien, doch deze officier was blijkbaar op zijn eigen schip niet te best thuis. Althans toen ik hem door mijn tolk vroeg hoeveel manschap het schip voerde, wist hij het niet precies, maar antwoordde opeens een der matrozen, in goed Fransch: Six Cents-trente-neuf. Geheimzinnig was men in geen enkel opzicht. Het geschut en de torpedo-gelegenheden, alles liet men mij gedetailleerd zien, en de geest onder de bemanning was zóó lustig en blij te moe, dat men, zonder meer, niet op het denkbeeld zou gekomen zijn van wat hier broeide.
In de stad trok het Todtleben-Museum en het Panorama het meest mijn aandacht. In het Todtleben-Museum is alles samengebracht wat uit den grooten Krimoorlog aan de gebeurtenissen dier dagen herinnerde, tamelijk eentonig, en toch van zeldzame historische welsprekendheid. Meer aangrijpend echter was het prachtige Panorama op den Historischen Boulevard, waarin de aanval op den Malakofftoren, die over Sebastopols lot besliste, breed en goed geteekend, uitnemend stereoscopisch uitkwam. Het was of men den aanval van de Engelschen die links werd afgeslagen, en dien der Franschen in het front, die op 8 September slaagde, in volle realiteit voor oogen zag. Een geweldige stormaanval, die 23.000 menschenlevens kostte, 13.000 aan Russische zij, en 10.000 aan den kant der geällieerden. Het was het groote wapenfeit, dat Ruslands macht
| |
| |
en autocratie knakte, en het niet alleen voor twintig jaar tot machteloosheid doemde, maar erger nog, de geboorte schonk aan het Nihilisme, dat onmiddellijk na het afbreken van dezen verwoeden oorlog het hoofd opstak. Het bezit van zulk een eenig schoon Panorama is voor Sebastopol alleen mogelijk geworden door het sterke vreemdelingenverkeer, hier en in den omtrek. Sebastopol toch is in de Zwarte Zee een der meest bezochte zeebaden, en de nabijheid van Jalta, met Livadia, doet het aantal vreemdelingen dat de Krim bezoekt, nog steeds toenemen. Dit nu is de oorzaak, dat men op allerlei wijs het verblijf in Sebastopol voor de vreemdelingen, in de anders doodsche stad, aangenaam zoekt te maken, en het is aan dit streven dat ook dit grootsche Panorama zijn ontstaan dankt. Den Griek, van oudsher in de Krim thuis, vindt ge er nog steeds in tamelijk grooten getale. Sommigen beweren zelfs nog altoos af te stammen van de oorspronkelijke Grieksche kolonisten. De meesten zijn doodarm en zouden zonder geldelijke ondersteuning van vermogende Hellenen spoedig in het Russische leven geabsorbeerd zijn. Maar juist deze geldelijke ondersteuning uit Griekenland houdt er het Grieksche schoolwezen, en daardoor de nationale idee levendig. Een dier scholen bezocht ik. Niet weelderig, maar toch goed. En toen de kinderen, op mijn verzoek, de Grieksche nationale hymne aanhieven, was het een lust de geestdrift te zien, die zich in aller oog, en op aller gelaat, en in aller houding uitsprak. Toch ligt de hoofdsterkte van het Grieksche element niet in de stad zelve, maar buiten de stad bij de bouwvallen van het oude Chersonesus. Die bouwvallen zijn opgegraven, en zóó blootgelegd, dat men het plan der oude stad duidelijk voor zich ziet; maar bovendien is er een keurig ingericht historisch museum gesticht, en is op de fundamenten van een heidenschen tempel een Grieksche kerk gebouwd, die in afmeting, stijl en innerlijke versiering een grootschen indruk maakt. Intusschen
is de beteekenis van dit grootsche Byzantijnsche monument meer archeologisch dan ethnologisch. Oproeien tegen den steeds wassenden stroom van het Russische leven kan deze Grieksche miniatuur-wereld natuurlijk niet.
Om Chersonesus heen ligt 't alles dor en woest, en pijnlijk is het te zien, hoe in elk opzicht na den Krim-oorlog dit eens zoo schitterende schiereiland achteruit is gegaan. Jewgoni Markow in zijn
| |
| |
Otscherki Kryma (Schets van de Krim) teekent den toestand waarin de Krim onder de Tartaren was, als een toestand niet alleen van schitterende welvaart, maar zelfs van weelde. De Krim was rijk aan bloeiende steden en dorpen, zoo schrijft hij. In de bergen en dalen vond men een kostbaren veestapel van voortreffelijke paarden, runderen en schapen. De bodem van zwarte aarde was ongemeen vruchtbaar, en heel het land was met tuinen en wijnbergen overdekt. En thans is al die weelde verdwenen. Ge vindt woeste steppen zonder water. De bosschen zijn omgehouwen. Het getal inwoners is weggeslonken. En het onkruid tiert welig op de plek, waar vroeger tuin na tuin zich als een gordel om de heuvels slingerde. Vooral de Krimoorlog draagt hier schuld. De Tartaren werden beschuldigd van met den vijand geheuld te hebben. Dit stelde hen na het sluiten van den vrede aan krasse bureaucratische vervolging bloot, en nog geen tien jaren waren sinds den Krim-oorlog verloopen, toen reeds bij de 150.000 Tartaren de Krim verlaten hadden (Zie Hahn, de moribus Ruthenorum, Stuttgart 1892, p. 230). In het zuidoosten is de toestand iets gunstiger, en biedt de zuidelijke natuur nog de meest schilderachtige tafereelen, maar als geheel genomen kan de Krim eerst van lieverleê weer opbloeien, als de Russische invasie toeneemt. De Krim alleen is zoo groot als geheel België. Ze kan dus nog een schoone toekomst tegemoet gaan; maar na het inzinken van de Tartaarsche maatschappij, kan dit alléén door volledige Russificatie. Wat van de Tartaren nog is overgebleven gaat dan vanzelf in het Russische leven op; de assimileerende kracht, die van het Russische overwicht uitgaat, is zoo bijna onwederstandelijk.
Het is dit overwicht van het reusachtige in Ruslands physiek èn psychisch optreden, dat zich als eerste, al 't andere verdringende indruk bij wie Rusland voor 't eerst bezoekt, vestigt. In Rusland spotten de afmetingen met alles wat wij in ons Westen aan afmetingen gewoon zijn in te denken. Toen ik te Ungheni den Russischen bodem betrad, bevond ik mij aan het zuidpunt van een spoorlijn, die, van daar recht naar Wladiwostok doorgetrokken, half Europa en heel Azië doorsnijdt. Een wereld in de wereld, een wereld in zichzelf. En in Sebastopol zag ik de plek van dat machtige rijk,
| |
| |
waar het voor nu een halve eeuw zijn doodelijke wonde scheen ontvangen te hebben; maar tevens bleek 't een zoo krachtig regeneratie-vermogen te bezitten, dat het een goede twintig jaren later door den vrede van San Stephano (1878) heel Europa verschrikte en zijn machtsoefening in de Zwarte Zee hernam. Vooral zoo ge zelf leeft in een klein land van 33 duizend □ kilometer, en dan in Rusland hoort van een oppervlakte van 22½ millioen □ kilometer, verliezen zich uw gewone voorstellingen; en zelfs al scheidt ge hier voor een oogenblik de 17 millioen □ kilometer van Azië af, dan nog zijn de 5½ millioen □ kilometer, die Rusland in Europa beslaat, wel geschikt om uw Nederlandsche denkbeelden te verwarren. Wat is, op de kaart gezien, de Krim anders dan een landtong in de Zwarte Zee, die nauwelijks meerekent, en die Krim is bijna even groot als heel Nederland. Dan die kolossale bevolking, nu reeds tot 145 millioen zielen gestegen, en jaarlijks met 2½ millioen toenemend. Gaat dit zoo door, dan is, eer deze eeuw op de helft is gekomen, de bevolking van Rusland reeds tot over de 250 millioen geklommen, want natuurlijk gaat de aanwas al crescendo, naar gelang het bevolkingscijfer grooter wordt. En waarlijk, de hygiène doet 't hier niet. De mortaliteit is er veeleer ontzettend; gemiddeld van 36.3, en alzoo het dubbele van bij ons in het Westen. Maar de geboorten zijn en blijven er zoo sterk en overvloedig, dat, misschien alleen met uitzondering van enkele, door gedurigen terugkeer van hongersnood calamiteuse districten in het midden van het Rijk, de bevolking nog gestadig aanwast. Voor deze ongeëvenaarde machtsontwikkeling nu ligt de verklaring zeker niet alleen in het physieke, maar tenminste evenzeer op psychisch terrein: in de Russische volksziel, met name in het zeldzaam vermogen tot assimilatie dat aan den Russischen volksaard eigen is.
De oorspronkelijke Russen vormden in de middeleeuwen een betrekkelijk nog kleinen stam, die, vóór de Mongolen onder Dschengis-khan hen overvielen, reeds een zeer beduidende worsteling met de Finnen hadden doorgestaan. Van 850-1223 waren de Warägers, eveneens van Noorsche herkomst, zelfs hun leiders. Maar de Finnen, al hielden ze in het noorden stand, waren ethnologisch tegen de Russen niet opgewassen, en zijn door de Russen, in heel het oosten en midden des lands, in zich opgenomen, en aan zich gelijk gemaakt, en dat niet zoozeer door gewapenden strijd, als veel meer door het sociale en ethnologisch overwicht, dat
| |
| |
de Russische boeren en bojaren wisten uit te oefenen. Dat de Mongolen onder Dschengis-khân, met zijn ‘gouden Horde’, hen in den slag bij de Katka in 1223 zoo volkomen versloegen, was daarom toch ten volle begrijpelijk. De Russen misten alle administratieve eenheid, alle militaire organisatie. Hun kracht lag niet in 't wapengeweld, maar in hun veerkrachtig physiek en psychisch bestaan. Wreed deed daarom de Mongool, na zijn overwinning, zijn militaire hoogheid aan het arme Rusland gevoelen. De Khan liet alle Russische hoofden voor zich brengen, bond ze, legde ze in rijen op den bodem, en toen vlijde men over deze menschenmassa een vloer van planken, en op die plankenvloer richtten de Mongolen hun overwinningsfeest aan, het stervensgekreun van hun slachtoffers door hun wild gezang overschreeuwend. Twee en een halve eeuw hebben de Russen toen onder de Mongoolsche overheersching geleden, tot ze in 1480 het harde juk afwierpen; en toen hernam het assimilatieproces weer zijn geregelde werking en heeft Rusland de Tartaren, evenals vroeger de Finnen, bij menigte in zich ingelijfd, en zóó ingelijfd dat ze al spoedig echte Russen geworden waren. Nu nog is het Finsche en Tartaarsche type tot in het hart van Rusland zeer wel herkenbaar, maar de assimilatie door den Russischen volksgeest is volkomen geworden. De vermenging is geheel geslaagd, doch steeds onder de heerschappij van den Russischen geest. Het doet denken aan wat we in onze tijden in Amerika konden waarnemen. Ook daar telkens nieuwe stroomen van Ieren en Engelschen, Duitschers en Italianen, Noren en Zweden, Finnen en Schotten, die in het Amerikaansch volksgeheel invloeien, maar altoos met de uitwerking, dat na korte jaren, en stellig reeds in het tweede geslacht, al het vreemde volkomen geamericaniseerd is. De stelling van de Gobineau (Essai sur l'inégalité des races humaines, Paris 1853), dat een ras te machtiger blijft naar gelang het
zich zuiverder van inmenging weet te bewaren, stuit dan ook af op deze historische feiten. Scandinavië hield zich zuiver, maar kwam niet vooruit. En met uitzondering van Duitschland, dat alleen de oorspronkelijke Keltische bewoners in zich opsmolt, toonen Engeland en Frankrijk en schier al de toongevende landen, dat niet isoleering, maar juist vermenging van rassen tot macht en grootheid leidt, mits op voorwaarde, dat het oorspronkelijk volk in assimileerende kracht niet te kort schiet. Dit nu is meer dan op eenig ander volk op het Russische van toepassing. Het is volstrekt geen zuiver gehouden
| |
| |
ras. Veeleer is het opgekomen uit gestadige vermenging, en juist het feit dat het geen iso-ethnische stammen, maar zoo geheel vreemde bestanddeelen als de Finnen en Mongolen in zoo grooten getale in zich opsmolt, levert het voldingendst bewijs voor zijn intense innerlijke kracht. Het verliest zich nooit in andere rassen, maar bezit de wondere kracht, van keer op keer geheel vreemde massa's in zich te versmelten en aan zich-zelf gelijk te maken. Gelijk in Amerika na één of twee generatiën ieder landverhuizer zich Amerikaan voelt, en door den Amerikaanschen geest gedreven wordt, zoo ook in Rusland. Wat uit de kringen der Finnen en Mongolen werd opgenomen is nu volkomen Russisch, voelt Russisch, en weet niet beter of 't was ook in zijn voorvaderen met het Russische volk altoos lotgemeen.
Dit sterke vermogen van assimilatie dankt het Russische volk aan twee eigenschappen. In de eerste plaats aan zijn gastvrije verhouding tegenover vreemdelingen, en in de tweede plaats aan zijn weinig individueele, maar overwegend organische en communale wijze van bestaan. Een vreemdeling - het taalverschil nu daargelaten - voelt zich op het platteland nooit als vreemdeling. Allerwegen heerscht oostersche gastvrijheid. De vreemdeling wordt er met voorkomendheid ontvangen, in aller woning toegelaten, genoodigd aan de maaltijden. En zóó niet heeft hij een huis of een stuk land in eigendom weten te verwerven, of hij houdt in het oog der dorpsgenooten al spoedig op een vreemdeling te zijn. Hij wordt als van gelijke rechten in den gesloten kring opgenomen, en reeds in het eerstvolgend geslacht verdwijnt al 't onderscheid tusschen zijn kinderen en de kinderen van het dorp. De onafzienbare uitgestrektheid van het land komt hierbij natuurlijk te hulp. Nergens is overbevolking, en zij was er vroeger nog veel minder. Eer is de bevolking allerwegen schaarsch te noemen. Aanwas door de inlijving van vreemde elementen werd deswege niet ongaarne gezien. Vooral langs de twee groote heirwegen, die over een eindelooze vlakte van Kiew naar Siberië, en van de Oostzee naar de Zwarte Zee liepen, gaf het doortrekken van vreemdelingen gedurig aanleiding tot het afzien van de verdere reis, en tot het zich vestigen in het dorp, waar ze zich tijdelijk ophielden. In gelijke richting werkten de instelling der schatvertnikt of grens-kolonisten. Dit waren oud-soldaten van allerlei herkomst, die, na afloop van hun diensttijd, door den Tsaar begiftigd werden
| |
| |
met een stuk land langs de grenzen, onder verplichting om tevens de grenswacht uit te oefenen. Ook onder dezen nu waren allerlei vreemde huur-elementen, die, reeds in den dienst geheel gerussificeerd, het Russische leven naar de nog onbewoonde grensstreken overbrachten.
Sterker intusschen nog spreekt het gemis aan individueel, en het overwegende van het organisch of communale karakter in de sociale Russische huishouding. Thans nog concentreert zich dit communale leven in de Mir en in de Volost. Toch zijn deze eerst in de 15e eeuw opgekomen, en ligt achter hun ontstaan een dubbele voorafgaande evolutie in het sociale saamleven; dat van den stam en van de patriarchale familie. Historisch ligt hier nog veel in het duister, en hebben zich zeer uiteenloopende meeningen over deze sociale ontwikkeling gevormd; en vooral wordt het vraagstuk bemoeilijkt doordien op verre na niet in alle deelen van het groote Rijk de ontwikkeling eenzelfde verloop nam, zoodat er in het centrum zelfs een periode schijnt geweest te zijn, waarin het individueele bezit aanmerkelijke vorderingen maakte. Vrijwel is men het intusschen hier over eens, dat aanvankelijk de stamindeeling gold, ingericht naar het matriarchale beginsel. Dit was de periode, waarin de bevolking nomadisch omzwierf, en leefde van veeteelt en jacht. Zoodra echter de landbouwer vaster voet begon te krijgen, en in het onmetelijke rijk groepen van boeren zich hier en daar vestigden, door geheel onbewoonde streken van elkander gescheiden, nam het dorpsleven gereeder vormen aan; maar zonder dat er van de Mir nog sprake was. Het waren families, die onderling bloedverwant, zich in een bepaalde streek vestigden, en onder leiding van den stamvader van het geslacht, een patriarchaal gemeenschappelijk leven leidden. Van lieverlede breidde zulk een familie zich dan in aantal uit, maar allen droegen denzelfden naam, en bleven in 'tzelfde geslacht. Soms echter noodzaakte de uitgebreidheid van den familiekring, zoo de oudste ongeschikt voor het beheer bleek, om den oudste in jaren, den eigenlijken patriarch, door een gekozen patriarch te vervangen. In een volgend stadium kwam de splitsing van de familie aan de orde. Een deel toog naar elders, om
nieuwen grond onder den ploeg te brengen. Dit gaf dan vaak aanleiding, dat onderscheiden families in eenzelfde streek te land kwamen, en zoo- | |
| |
doende moest de patriarchale regeering vanzelf plaats maken voor een meer burgerrechtelijke orde van zaken; en het is deze, die eindelijk in de Mir en in de Volost zijn vaster vorm heeft aangenomen, en nog heden ten dage zijn geheel eigenaardig stempel op het Russische volksleven heeft afgedrukt. Slechts houde men hierbij wel in het oog, dat oorspronkelijk het begrip van eigendom nog bijna niet meêsprak, en nog geheel overschaduwd werd door het begrip van feitelijk bezit, voor zoover en voor zoolang men het land bewerkte.
De Mir is niet het dorp zelf, maar een oeconomisch administratief instituut, voorzien van bijna volstrekt autonome rechten en voerende het gemeenschappelijk bezit voor allen en in aller naam. De eene maal omvat de Mir alle inwoners van een geheel dorp, een ander maal is een groot dorp in meerdere Mirs ingedeeld. Soms vormen twee zeer kleine dorpen saam één Mir. Ze zijn dan ook zeer ongelijk in grootte. Sommige tellen slechts 20 à 30 dvors (hofsteden), andere loopen tot op eenige duizenden. In de Khatas van Klein-Rusland bestaat een andere toestand, maar onder de Groot-Russen is de Mir bijna allerwegen het instituut dat het leven regelt. Onder het verband van zulk een Mir voelen allen die er saamleven, zich ten nauwste verbonden. Er heerscht volkomen gelijkheid, de sociale verhoudingen zijn er in volstrekten zin democratisch, en zelfs de vrouw, mits niet onder vaderlijk of paternaal verband staande, deelt gelijk-op met den man. Zelfs zijn er Mirs waarin de lady's reign tot in de administratie is doorgevoerd. Deze Mir nu beschikt over al het land; zelfs de plek waar een boer zijn izba (woning) zal bouwen, wordt door het bestuur van de Mir afgemeten en toegewezen. Bovendien behooren aan het instituut van de Mir de bosschen, de vischwateren, de molens, de pakhuizen en de communale kudden van paarden en rundvee. En wel bezitten de boeren hier en daar ook een klein persoonlijk grondbezit, maar dit rekent nauwelijks mee, en feitelijk leven allen saam als deelgenooten in eenzelfde firma. De kunst is nu maar, om al datgene waarover de Mir te beschikken heeft, juist, billijk en gelijk voor wat 't gebruik aangaat onder de deelhebbers van de Mir te verdeelen. Iets wat
daarom zulk een aanhoudende bemoeienis en inspanning vordert, omdat het verloop der bevolking, door het sterk aangroeien van het ééne gezin en het dalen in getalsterkte van een ander gezin, keer op keer verplicht tot nieuwe
| |
| |
verdeeling van het geheel. Dit nu zou bijna ondoenlijk zijn, en alle vastheid aan het instituut ontnemen, indien het niet gedragen werd door de onderverdeeling in osmaks. Deze osmaks bestaan uit een groep families. Die families zijn de cellen, de osmaks de leden, en de Mir is het georganiseerde lichaam. In deze osmaks kunnen de families zich bijeenvoegen gelijk ze zelf willen. Hierin zijn ze vrij. Alleen moeten ze in getalsterkte ongeveer gelijk zijn en saam zorgen voor het nakomen van de verplichtingen. De uitvoering ter nakoming hiervan, kunnen ze onderling regelen naar goedvinden, maar de osmak als geheel blijft verantwoordelijk. Heeft b.v. het hoofd van de Mir, de dusgenaamde selski starotsa, voor het werk aan een molen of op een pakhuis heel 't jaar door twintig man noodig, en zijn er vijf osmaks, dan heeft elke osmak vier man te stellen. Doch dit behoeft niet naar toerbeurt te gaan. Vier leden van den osmak kunnen zich hiervoor heel een jaar door laten aanwijzen en ontvangen dan een vergoeding van de overige leden van de osmak. Wil niemand zich hiertoe laten gebruiken, dan gaat het bij toerbeurt, maar alleen de osmak, niet de individueele leden zijn verantwoordelijk. Men schikt dit onderling. Op gelijke wijze gaat het met de toewijzing van land. De Mir verdeelt het land gelijkelijk over de osmaks, en het bestuur van den osmak, dat zijn alle leden saam in gemeene vergadering, verdeelt het over de families. Alle bestier zoowel over de Mir als over den osmak draagt een uitsluitend, exclusief karakter, Hoe 't zijn zal, wordt niet beslist door den starotsa, maar door de familiehoofden in gemeenen
raad. De Tsaars hebben deze volstrekte autonomie van de Mirs, ter vereenvoudiging van het regeeringsstelsel, oorspronkelijk op alle manier aangemoedigd. Iwan, de vreeselijke, verleende aan de Mir zelfs de bevoegdheid om met den dood den weerbarstige te straffen; doch deze uitgebreide rechten kwamen nooit toe aan het bestuur, maar steeds alleen aan de volle vergadering. In die Mir-vergadering vindt dan de boer ook zijn eigenlijk leven en het middel tot hoogere ontwikkeling. Gedurig komt de Mir bijeen om tot over de kleinste details een onderzoek in te stellen en controle uit te oefenen, en zelfs meer dan eens om over de beginselen, die men te volgen heeft, urenlang debat te voeren. Vooral zoo de noodzakelijkheid gebleken is, om tot een nieuwe verdeeling van het land over te gaan, wordt soms twee en drie jaren lang vooruit zeer in den breede beraadslaagd
| |
| |
over de beste wijze om deze herverdeeling, waarbij de meesten verliezen moeten, op de billijkste wijs tot stand te brengen. Wel heeft de bureaucratie van lieverleê ook op dit heilig terrein inbreuk na inbreuk gewaagd, en is zelfs voor geweld niet teruggedeinsd, maar in de Mir staat de Russische boer moedig en onversaagd zijn sterksten tegenstander. Als individu mist de Russische boer fierheid en zelfbewustzijn; in zijn Mir, omringd door zijn medeleden, gevoelt hij zich vrij als een koning. Alleen is hij vreesachtig, maar met zijn medeboeren in een Mir tart hij met heel 't lichaam, waartoe hij behoort, elken tegenstand. Op eigen beenen staan kan hij niet; maar in het groote organisme is hij des te veerkrachtiger. Zoo ooit, dan is hier de psychologie de la foule, en meer nog ‘de la foule organique’ van toepassing. En dat dit leven in de Mir gezond is, blijkt wel het best uit den ernstigen zin voor rechtvaardigheid, die zijn handeling beheerscht. Besluiten bij meerderheid van stemmen vallen bij de Mir niet in den smaak. Als de minderheid ook maar eenigszins van beteekenis is, acht men zich niet gerechtigd haar door een besluit van de meerderheid te dwingen. Liever stelt men dan telkens de beslissing uit, komt weer saâm, beraadslaagt nogmaals in alle lengte en breedte, en wendt inmiddels ook in particuliere gesprekken alle denkbare moeite aan om de ontevredenen te overreden. Eerst als eindelijk het besluit met algemeene stemmen vallen kan, voelt men zich gelukkig en triomfeert de eenheidszin, die de Mir opnieuw in zijn hecht levensverband sterkt. Soms neemt zulk een worsteling om tot een eenparig besluit te komen, twee, drie jaren in beslag. In geen geval kan een besluit tot herverdeeling van 't land doorgaan dan met tweederden der meerderheid. Doch wat nog sterker de zucht naar
rechtvaardigheid toont is, dat de Mir herhaaldelijk eenparig tot een herverdeeling overging, al werd ze ook slechts door een kleine minderheid aangevraagd. Men wilde den schijn niet op zich laden, alsof men aan een kleine minderheid, omdat ze minderheid is, haar recht op verruiming van landsbeschikking wilde onthouden. Meestal verloopen tusschen twee verdeelingen een 10 à 12 jaar. Zulk een herverdeeling is, als men er aan toe komt, een zeer moeilijk en ingewikkeld vraagstuk, daar niet alleen met het aantal leden, maar ook met de hoedanigheid van het beschikbare land rekening moet worden gehouden. Met het oog hierop begint men met het gezamenlijke land in drie categorieen, van 1e, 2e
| |
| |
en 3e qualiteit te splitsen. Is dit geschied, dan wordt het land van elke categorie verdeeld in zooveel porties als er osmaks zijn. En is zoo aan elken osmak een deel land van elk der drie categorieën toegewezen, dan komen de leden van den osmak saam en verdeelen de hun toegewezen portie onderling onder de families, die tot den osmak behooren. Slaagt men er dan wegens gebrek aan genoegzaam land van de betere qualiteit niet in, aan iederen dvor een stuk land van elke categorie te laten toekomen, dan ontvangt menige dvor alleen land van de 2e en 3e categorie, maar dan zooveel meer, tot de meerdere hoeveelheid het tekort in qualiteit vergoedt. Heeft een osmak of bezitter van een dvor bijzondere moeite aangewend om zijn land, zoolang hij er de beschikking over had, te verbeteren, dan vergoedt de Mir hem dat in geld of andere voordeelen. Geheel dit werk voeren de boeren zelf uit. Landmeters, die ze niet vertrouwen, roepen ze zoo goed als nooit te hulp.
Van de wijze waarop de Mir zijn chef, den starotsa, controleert, geeft Thikomírow dit voorbeeld. Er was een soldaat, bij het doortrekken van een dorp, gestorven. De Mir moest voor zijn begrafenis zorgen, en een soldaat moet begraven worden in goede kleeding. De starotsa had daarom een pantalon en een hemd moeten koopen. Hiervoor bracht hij in rekening 75 kopeken voor den pantalon, en één roebel 25 kopeken voor het hemd. Hevig verzette zich de Mir hiertegen. Die prijzen waren veel te hoog. Zelfs voor hun Zondagskleed betaalden ze zelf zooveel niet. Hoogstens 30 kopeken voor een pantalon en 70 voor een hemd. En het baatte niet of de starotsa al tegenpruttelde, en er tegen in schreeuwde. Slechts iets wilde men hem toegeven, en zoo werd de pantalon op 40 en het hemd op 85 kopeken gesteld; dus 80 kopeken minder dan de starotsa aangaf. Zelfs tegen de drie roebels, die de pope voor de begrafenis had gerekend, kwam oppositie, maar in 't eind liet men dit bedrag toch doorgaan.
De gemeenschappelijk te verrichten arbeid gaat bijna op militaire wijze toe. Bezit b.v. een Mir buiten het dorp uitgebreide weilanden, dan worden die door de Mir afgemaaid, en het hooi in de schuren opgeslagen. Aan de osmaks wordt dan vooruit aangezegd, dat op dien en dien dag het maaien zal plaats hebben, en dat elke osmak, zeg twaalf mannen heeft te stellen. Zeer vroeg in den morgen komen deze maaiers op een aangegeven plaats saam. Wie te laat komt,
| |
| |
betaalt boete. De weilanden zijn vooraf door de osmaks verdeeld. Iedere osmak plaatst zich aan den ingang van het hem toegewezen weiland, en een uur later begint het maaien van allen over een lijn, zoodat de ééne osmak zoo hard maait als hij kan, om bij den anderen niet achter te komen, en meest in 5 á 6 uur tijds is heel het land afgemaaid. De maaiers gaan dan zingende naar huis en gaan slapen, om vervangen te worden door de vrouwen en kinderen van elken osmak, die het afgemaaide hooi stapelen. En is ook dit afgeloopen, dan komt de derde ploeg met zijn wagens. Ieder lid van den osmak weet hoeveel hij mee mag nemen, en eer de zon ondergaat, is in één dag de geheele arbeid afgeloopen, het land schoon afgemaaid, en het hooi opgeborgen in huis.
Het is dit aldus samenleven in de Mir, dat het Russische karakter gevormd heeft. Want wel leiden de steden en de groote landbezitters een eigen en ander leven, maar daar in Rusland 86% van de bevolking tot den boerenstand behoort, kan er van de vorming van een eigen Russisch volkskarakter alleen op het platteland sprake zijn. Dit leven in de Mir nu is een krachtig en kerngezond corporatief leven dat de lichtzijde van het individueele bestaan mist, maar dan ook vrij bleef van de schaduwzijde, die het individueele leven door zijn ontbindenden, het egoïsme, èn de concurrentie prikkelenden invloed pleegt uit te oefenen. Het corporeele leven verhoogt het gevoel van saamhoorigheid en dit wekt de kracht, die in alle organisch saamleven schuilt. Als persoon voelt men zich minder vrij en onbevangen, maar als lid van de Mir en door de Mir als aller orgaan, bezit de Russische boer een corporatief vrijheidsbesef, dat hem tot een waardige figuur maakt, verplicht zich met de gemeenschappelijke bezigheden en belangen van nabij ín te laten, hem went aan debat, en dwingt om binnen zijn kring over de beginselen, waarop heel de inrichting van zijn leven rust, na te denken. Hij mist onze westersche ontwikkeling, maar bezit daarvoor in plaats een geheel eigen corporatieve ontwikkeling, waarop de westersche schrijvers wel gemeenlijk uit de hoogte plegen neer te zien, maar die, zij het ook al op geheel andere wijze dan bij ons, een zeer machtige sociale strekking heeft, en den eerbied voor anderer recht diep wortel doet schieten. Niet minder ligt in dit leven van de Mir een uitmuntende voorafoefening voor het
| |
| |
militaire leven. Aan tucht is de Rus in huis veel gewend, en al is de tucht van de Mir een tucht tot welks handhaving hij-zelf meewerkt, terwijl ze bij het leger van bovenaf komt, - het besef om in het gelid met anderen saam te werken, naar vaste orde, is hem toch van der jeugd af ingeprent, en hij weet ook, dat zonder vaste regeling en goede tucht alle welslagen ondenkbaar is. Maar bovenal is dit leven in de Mir het groote middel geweest, waardoor de vreemde elementen, die zich als eenlingen aanmeldden, zoo snel en zoo volkomen geabsorbeerd zijn in het Russische leven. Bij een krachtige individueele ontwikkeling is de vreemdeling geneigd zich in zijn eigenaardigheid te handhaven; maar komt hij in aanraking met de machtige zuigkracht van het sociaal corporatieve Mir-leven, dan kan hij geen weerstand bieden, en gaat hij, eer hij 't zelf merkt, in de nieuwe communiteit op. Om niet achter te blijven, moet hij wel de middelen aangrijpen die het Mir-leven hem biedt, om vooruit te komen. Aan zijn eigen taal heeft hij verder niets, en alleen het Russisch stelt hem in staat om in de bijeenkomsten van de Mir en den Osmak mee te spreken, en voor zijn recht op te komen. Het organische leven, waaronder hij niet alleen verkeert, maar waaraan hij zelf gestadig moet deelnemen, lijft hem in. De Volost is een hooger administratief lichaam, waaronder meerdere Mirs ressorteeren, en ingesteld voor de regeling van bepaaldelijk aangewezen belangen. Ze is een uitlooper der Mir, maar heeft voor het Russische volksleven van verre niet de beteekenis, die de Mir zelf bezit. De Mir is en blijft het grond-instituut, en in de Mir voelt de Russische boer zich zoo rijk, zelfstandig en gelukkig, dat een kenner van den Russischen boer niet ten onrechte schreef, dat hun
arbeid in en voor de Mir hem is als de viering van een socialen eeredienst. Nog steeds breidt dan ook dit communale begrip zich in Rusland uit. Na de afschaffing van het lijfeigenschap herwon het zijn oude kracht in West-Rusland en in de Ukraine; zelfs drong het door tot in Bessarabië, dat in 1878 aan Rusland kwam; ja, tot in Moldavië won het sympathieën, hoezeer hier uiteraard slechts in privaatrechtelijken zin. Het is een landelijk saamleven, deels communaal, deels coöperatief, dat in dit verband ons wel vreemd voorkomt, maar dat in Rusland nog volstrekt niet der versterving nabij is. In sommige gouvernementen van Rusland is tot 98.1% van het land aldus ingericht; in het zuiden van Groot- | |
| |
Rusland 89%; zelfs in West-Rusland aan de Oostzee nog 55½%; en alleen onder de Letten en Polen vond het stelsel tot dusver geen ontvangbaren bodem. Op de westergrenzen van het Rijk zijn de westersche denkbeelden te zeer van invloed geworden en heeft dientengevolge de individueele ontwikkeling het communale besef zelfs bij de Slavische elementen verzwakt.
Evenwijdig met dezen communalen trek op sociaal gebied loopt bij het Russische volk de neiging tot mystieke levensopvatting op religieus gebied. In het schijnbaar nietige geschil met de westersche Kerk over het dusgenaamd Filioque vond die mystieke neiging haar scherpste uitdrukking, en het is dan ook in hoofdzaak dit geschil, dat in 1054 het Schisma tusschen de Kerken in het Oosten en de Kerken in het Westen deed uitbreken. Formeel liep dit geschil hierover, of de Kerken zouden belijden dat de derde Persoon in de heilige Drieëenheid, de Heilige Geest, uitging, niet alleen van den Vader, maar ook van den Zoon (filioque). Oorspronkelijk kwam deze verklaring in de Confessie niet voor. Athanasius nam ze op, en het Concilie van 381 bevestigde haar. Op zichzelf nu was dit verschil van lezing in het symbool van ondergeschikt belang, daar men beiderzijds betuigde hetzelfde te bedoelen, en zelfs Paus Leo III in de hoofdkerk te Rome het symbool, zonder het filioque, nog op twee zilveren platen liet aanslaan. Dieper bezien echter sprak zich in dit schijnbaar nietig geschil metterdaad de verschillende grondtrek van het geestelijk leven uit, gelijk zich dit in het Oosten op geheel andere wijze dan in het Westen ontwikkelde, zoodat de Grieksche dialectiek zich door de oostersche mystiek overvleugeld zag. Het gold namelijk de principieele vraag, of de Goddelijke inwerking op het geestesleven rechtstreeks en plotseling, zonder tusschenschakel van het historische leven, van Boven aan den mensch toekomt, dan wel of de Goddelijke inwerking van den Heiligen Geest gebonden is aan de actie van den Christus in de historie, en dus ook aan de Kerk. Het eerste is de grondstelling van de met geen historisch verloop rekenende mystiek, die in het plotselinge en onmiddellijke haar kracht zoekt; het tweede is de grondstelling van het historisch zich ontwikkelende leven, dat de ‘Vermittelung’ door de Kerk op den
voorgrond plaatst. De inwerking van
| |
| |
den Heiligen Geest, niet gebonden aan het historisch proces, dat van den Christus uitgaat, en dus zonder het filioque, plaatst het centrum van het geestelijk leven in het gemoed: zij daarentegen, die op het filioque nadruk leggen, willen de beteekenis van het historisch proces en alzoo de ‘Vermittelung’ door de Kerk tot haar recht doen komen. Juist nu in deze tegenstelling ligt de zeer verschillende grondtrek, die ons leven in het Westen en het geestelijk leven in het Oosten beheerscht; een verschil dat bij de Russen zelfs nog sterker dan bij de overige Oosterlingen uitkomt. En nu is het opmerkelijk, dat in die deelen van het groote Russische rijk, die op sociaal gebied het communale leven niet minnen, ook de Russische Kerk geen invloed kreeg. In den westerschen zoom, die langs de Oostzee en zuidwaarts tot de Bukowina, Ruslands grens vormt, is niet de Grieksche, maar de R.-Catholieke en de Protestantsch-Luthersche Kerk tot heerschappij gekomen. Welke pogingen men dan ook later onder de spanning van de Kruistochten heeft aangewend om het Schisma teniet te doen, nooit heeft dit anders dan tot een schijnverovering voor korte oogenblikken geleid, en nog tot op den huidigen dag vindt de Grieksch-Russische Kerk in de weglating van het filioque het hoofdmotief voor haar zelfstandig bestaan. Dat ook de Caesaropapie hierop heeft ingewerkt, wordt hiermee niet ontkend, doch deze nationaliseering der Russische Kerk en de versmelting van het politieke met het kerkelijke leven, was geen oorzaak, maar gevolg. De binding van de geestelijke actie aan den Christus (het filioque) vraagt om de ééne internationale wereldkerk, die over landen en volken heenschuift; de inwachting van de onmiddellijke actie van den Heiligen Geest, zonder de gebondenheid aan het historisch proces dat van den Christus uitging, splijt de ééne Kerk in tal van kerken en brengt ze
daardoor onder een overwegend nationalen invloed.
Het Russische volkskarakter nu bleef dusver aan elk historisch proces van nationale ontwikkeling vreemd. Op de onmetelijke vlakte die van de Witte tot de Zwarte Zee zich zonder bergplateau, dat scheiding maakt, in volkomen eentonigheid uitstrekt, heeft aan het Russische volk elke aanleiding en gelegenheid tot historische differentieering ontbroken. Vandaar dat de Russische taal geen dialect kent, en dat het sociale leven er zich in bijna onveranderlijke eentonigheid en eenvormigheid heeft vastgezet.
| |
| |
Een Rus uit het Zuiden en een Rus uit het Noorden vertoonen in hoofdzaak dezelfde figuur, en de Russen van nu gelijken als twee droppelen water op de Russen gelijk de historie ze ons in beeld brengt. Dit gemis aan historische ontwikkeling en aan plaatselijke differentieering maakt het Russische leven tot een eindelooze repetitie van zichzelf, sluit het sociaal in de communale gemeenschap op en laat aan het persoonlijke leven geen anderen uitweg, dan in de geestelijke mystiek. De vorm van het leven bleef dan ook, geestelijk en kerkelijk, wat hij voor eeuwen was, en, in dien vorm gebonden, vindt het Russische gemoedsleven, dat diep gaat, en ernstig is, zijn vrijere speling alleen in mystiek gepeins. God en zijn heiligen moeten hem persoonlijk, hem onmiddellijk, hem in zijn socialen en geestelijken nood helpen en bijstaan. De Heilige Geest moet hem de geestelijke gewaarwordingen geven, en Gods engelen en heiligen moeten hem bijspringen in zijn aardschen nood. Men kent de legende van den heiligen Cassianus en den heiligen Nicolaas, die na volbrachten tocht over de aarde voor Gods aangezicht verschenen. Wat hebt ge gezien op de aarde? wordt aan den heiligen Cassianus gevraagd, en deze antwoordt: ‘Een arme Mouyïk, die met het wiel van zijn kar vast in de modder zat, en er den wagen niet uit kon krijgen.’ ‘En waarom hebt ge hem niet geholpen?’ luidde de wedervraag. ‘Omdat ik,’ zoo antwoordde Cassianus, ‘voor uw heilig aangezicht zou verschijnen, en bevreesd was, zoo ik den Mouyïk hielp, mijn schitterend heilig kleed te bezoedelen.’ Daarop verschijnt Nicolaas en hem wordt gevraagd: ‘Waarom komt ge in zoo bezoedeld gewaad voor mijn heiligen troon?’ en zijn antwoord luidt: ‘omdat ik, achter Cassianus aankomende, het niet van mij kon verkrijgen den armen Mouyïk aan zijn lot over te laten. Ik heb hem geholpen, maar mijn gewaad leed er onder.’ En daarop volgt
dan dit oordeel: ‘U, Cassianus, omdat ge meer voor uw kleed, dan voor den armen Mouyïk hebt gezorgd, geef ik slechts één heiligen dag in de vier jaar, en U, Nicolaas, omdat ge uw broeder te hulp zijt gevlogen, U geef ik vier heilige dagen in elk jaar.’ Cassianus kreeg den 29sten Februari, alleen in het schrikkeljaar, Nicolaas een dag in elk trimester, en tot in onzen Sinterklaas spreekt zich nog altoos dezelfde gedachte uit van de inmenging der heiligen in ieders persoonlijk bestaan, tot zelfs van 't kleine kind. Een invloed, een inwerking van Boven,
| |
| |
rechtstreeks van den Heiligen Geest, of door de engelen of heiligen, plotseling komend, geheel onvoorbereid en unvermittelt, buiten menschelijke hulp en kerkelijke tusschenkomst omgaande, - dat is 't wat den mystieken, den ernstigen Mouyïk toespreekt, en het diepere religieuse leven in hem wakker houdt.
Alleen wie dezen grondtrek van het Russische karakter in het oog houdt, verstaat den loop dien de revolutionaire woeling er nam. In ons Westen kent men de beteekenis van het historisch proces. Men weet, hoe veranderingen van beteekenis niet dan zeer langzaam tot stand komen, doordien gewacht moet worden op het rijpen van de toestanden. Zelfs als een openlijke, brutale woeling uitbreekt, geschiedt dit bijna nooit anders, daar wanneer de toestanden voor verbetering allengs rijp zijn geworden, en te straffe reactie het plukken van de vrucht belet. Maar in het Oosten en vooral in Rusland, waar men het historisch proces niet kent, noch er oog voor heeft, rijpt in dien toestand niets vanzelf; er valt niets te plukken, er werkt een algemeen gevoel van malaise in het sociale leven; en hierdoor verkrijgt de Rus geen andere gewaarwording, dan dat plotseling, dat op eenmaal, dat met éen slag, een heilstaat zal doorbreken, die de heerschende ellende verbleeken doet. Men kent geen overgangen, men rekent met geen tusschentoestanden. Door een geheimzinnige macht, plotseling, unvermittelt, zal en moet, men weet niet van waar, en weet niet hoe, de heilstaat doorbreken. Met afbetaling op rekening mogen de socialisten in Frankrijk en Duitschland voorshands vrede nemen, de Rus, eenmaal van het onhoudbare van den toestand doordrongen, kent niet anders dan het op eenmaal zich verwezenlijken van zijn ideaal. Aldus is de werking van het stille gemoedsleven van den Mouyïk, voor wat zijn persoonlijk leven aangaat; en niet anders is de greep naar het ideaal, gelijk die bij de hooger ontwikkelden, tot zelfs bij de wild-revolutionairen, tot zelfs bij de Terroristen, en vroeger bij de Nihilisten, zich afteekende. Wie met dezen mystieken karaktertrek van al wie Rus is niet rekende, verstond daardoor de eerste Douma niet. Men vroeg zich af, of die Douma met onzinnigheid was geslagen. Bij het geheel onvoorbereide Russische volk moest, zoo eischten het de toongevers in de Douma,
plotseling een consti- | |
| |
tutioneel staatsleven worden ingevoerd, zóó ideaal verfijnd, en zóó tot volkomenheid gebracht, als het zelfs in de best-ontwikkelde constitutioneele Staten van het Westen van Europa en Amerika nog niet bestaat. Natuurlijk viel met zulk een Douma voor het gouvernement niet te onderhandelen. Er schoot niet anders over dan zulk een Douma te ontbinden; en aan het manifest van de gewezen Douma-leden, dat uit Helsingfors werd uitgevaardigd, zag men tot wat hypertrophie van parlementair idealisme deze Douma-leden zichzelven hadden geprikkeld. En toch, dit alles was geen Fransche imitatie, het was echt-Russisch origineel. Van geleidelijken overgang weet een Rus niet. Een ideaal dat de gemoederen vermeestert, moet met één slag gerealiseerd worden. Niet in historisch proces, niet langs ijnen van geleidelijkheid, wil het Russische volk zich naar den eens met het zielsoog gezienen gelukstaat toebewegen. Veeleer met één greep moet het zich ontdoen van het gescheurde gewaad, dat niet meer meê kan, en het spiksplinternieuwe kleed, dat met robijnen schittert, aanschieten. Met één sprong moet het overwippen uit zijn namelooze ellende in zijn ingewacht paradijs. Of het kan, is de vraag niet. Of er de middelen en de menschen voor zijn, valt niet te overwegen. Heel het leven wordt door geheimzinnige machten beheerscht. Mystiek is het wereldbestuur, evenals het gemoedsbestaan van den Moejik mystiek is in zijn kleine wereld. Een wonder alleen kan het ideaal doen naderen, maar dat wonder komt dan ook, ook al moet men dit wonder door zijn onzinnig nihilisme of terrorisme zelf maken.
Natuurlijk verschillen de passieve Moejik en de wildopbruisende terrorist hemelsbreed. Bijna kan men zeggen dat ze tegenvoeters zijn, en wat juist de zwakheid der revolutionairen uitmaakt, is de ontstentenis van elken organischen samenhang tusschen hen en de massa van het volk, dat heel anders voelt, heel anders denkt, heel anders leeft en heel anders bestaat. Maar in weerwil van dit diepgaand verschil, is de mystieke karaktertrek, die spot met allen historischen voortgang, en opeens plotseling een heilstaat inwacht, aan den Moejik met den terrorist gemeen. Het leven van den Russischen boer is heel anders dan het leven van ónze landlieden, en zoo ook draagt de revolutionaire woeling in Rusland een heel ander karakter dan de revolutionaire woelingen waaraan wij in het Westen gewend zijn; en zulks niettegenstaande elke revolutie, waar
| |
| |
ook uitgebroken, altoos in zekeren zin geweld pleegt aan den historischen overgang van toestand in toestand. En datgeen wat én het leven van den Moejik én de woeling van de Russische revolutionairen zoo anders doet zijn, dan 't leven en de woeling bij ons, is beide malen die ééne zelfde grondtrek van het Russische karakter, die den Rus in zijn gemoedsbestaan mystiek bindt, bindt met een mystiek die even als overal elders steeds naar twee polen wringt, en zoowel eenerzijds tot hoogheiligen zin uitdrijft, als anderzijds neertrekt in de bangste gruwelen. In de Anabaptisten met hun innigheid in het heilige, doch daarnaast de naaktlooperij en de gruwelen van Jan van Leiden te Munster, openbaarde zich een verwant mystieke actie, met geheel dezelfde tegenstelling tusschen hooge zielsverheffing en diep wegzinkenden gruwel. Maar wat bij ons uitzondering was, een tijdelijk karakter droeg, en slechts een deel van het volk meesleepte, is bij het Russische volk nationale grondwet, en daarom van zooveel verdere strekking. Het is herhaaldelijk opgemerkt, dat het nihilisme voor den nihilist niet enkel een passie, maar een soort religie was; en de nooit aarzelende bereidvaardigheid, waarmee ook nu de terroristen altoos personeel te over, zelfs onder de Russische jonge dames uit beteren stand, vinden, om 't leven te wagen voor een bevolen executie, toont, dat ook het terrorisme op soortgelijke gemoedsstemming rekenen kan.
Het Russische sectewezen levert voor dezen mystieken ernst in het Russische volk nieuw bewijs. Dit sectewezen is opgekomen in 1659. Eerst omstreeks het jaar 1000 begon na den Doop van Olga in 955 het Byzantijnsch Christendom in Rusland door te dringen, en werd toen al spoedig met gezag en dwang voor het oude polytheïsme in de plaats geschoven. De kerstening op zichzelve liep hierdoor spoedig af, ook al kon de macht van het Evangelie over de geesten niet dan langzaam, als het zuurdeesem in het meel, doorwerken. In verband met het streng corporatieve van het communale leven, en de straffe gezagseenheid van boven, zou de eenheid der Russische Kerk dan ook niet licht in gevaar zijn gekomen, indien in 1654 de toenmalige patriarch Nicon niet een groote onvoorzichtigheid had begaan. Hij vond de Liturgische geschriften in min of meer ontredderden vorm,
| |
| |
en toen bij het binnendringen ook in Rusland van de drukpers, allerlei uitgevers, zonder kennis van zaken, den tekst nog meer ontredderden, besloot hij een nieuwe tekstuitgave, gelijk hij die na veel studie door vergelijking met oude Byzantijnsche handschriften had vastgesteld, officieel uit te vaardigen. Meest betroffen de veranderingen slechts kleine details. Een der sterkste afwijkingen gold b.v. de vraag, of de geloovige het kruis met twee of met drie vingers moest slaan. Dusver maakte de Rus het kruis met twee vingers, terwijl de officieele uitgave de gewoonte der Byzantijnen overnam, om drie vingers saam te vatten, en zoo met de drie vingers tegelijk het kruis te slaan. Maar van hoe betrekkelijk geringe beteekenis deze aangebrachte veranderingen ook waren, zoodra was de nieuwe tekst niet officieel uitgevaardigd, of er brak in het hart van Rusland een storm tegen los, die spoedig bleek voor geen bezwering vatbaar te zijn. Het kwam onmiddellijk tot een raskol, het Russische woord voor schisma, en zij die met dezen raskol meêgingen, en dus braken met de officieele Kerk, werden en worden nog Raskolniks genoemd. Betrouwbare opgaven omtrent hun aantal zijn er niet, maar wel staat vast, dat de afval van de officieele Kerk over millioenen liep. De Tsaar voelde het gevaar, dat de eenheid der Kerk, en daarmee de volkseenheid, bedreigde, en onverwijld werden de krachtigste maatregelen genomen om de beweging in haar geboorte te smoren. Met de knoet, met gevangenisstraf, met boete, met geeseling en brandmerk, ja met doodstraf werd tegen de Raskolniks gewoed. Het opgekomen kwaad moest en zou gestuit worden. Voor geen middel van dwang deinsde men terug. En toch was de uitkomst, dat het schisma niet onderging, maar zich aldoor uitbreidde, en nu na drie en een halve eeuw nog steeds stand houdt. Reeds dit toont, dat er een machtig religieus motief bij
in het spel was. Op zichzelf toch is het ondenkbaar, dat onbeduidende tekstverandering in enkele formulieren den anders zoo passieven Russischen boer tot zoo machtig verzet zou hebben gedreven, en hem bekwaamd zou hebben om knoet en galg met onverschrokken moed, tegenover den wil van zijn Tsaar, te trotseeren. Sinds de onderzoekingen vooral van Kostomarow beginnen de historici in Rusland dan ook een heel ander licht op dit schisma te werpen. Er moet een machtige drijfveer in hebben gewerkt. Welke was die? En dan zij ook hier op den mystieken grondtrek van het
| |
| |
volk gewezen. Een historisch proces kenden ze ook in hun religie niet. Zooals zij hun religie ontvangen hadden, met belijdenis en sacrament, met liturgie en ceremonieele vormen, was die religie hun een gave Gods. Alzoo en in dien vorm was zij aan het Russische volk geschonken; als niet steunende op priesterlijke autoriteit, maar als door den Heiligen Geest zelven aan de harten betuigd en in hun eeredienst bezegeld. Wie aan die vaste vormen raken dorst, tastte alzoo de gave Gods aan, en wie als patriarch zich vermeten dorst om voor wat God aan den Rus gaf, iets zijnerzijds in de plaats te stellen, schoof priesterlijke autoriteit in de plaats van het gezag Gods, dat in het gemoed zelf zijn waarborg vond. Of dit nu zaken van aanbelang of van ondergeschikt detail betrof, deed er niet toe. Het gold een beginsel, en voor dat beginsel kwam de Rus op. Daarvoor leed en stierf hij. Voor ons, Protestanten in het Westen, die zeer weinig aan symbolisme hechten, moge dit raadselachtig blijven, als verschijnsel in de Russische wereld is het dit niet. Voor den Rus, gelijk over het algemeen in het Oosten, is het symbool, niet maar een teeken ter afbeelding, maar de belichaming, de incarnatie van de geestelijke realiteit. Het is het lichaam voor de ziel der zaak. En die eenheid van ziel en lichaam in het heilige is niet van menschelijke vinding, maar alzoo door God zelf verordend. In dit mystiek vertrouwen was de Russische Moejik opgegroeid. Hij voelde er zich rijk in. En nu kwam Nicon de patriarch hem in zijn religieusen vrede storen, het lichaam van de ziel scheiden, de priesterlijke autoriteit voor het doen Gods in de plaats stellen, en hem geestelijk formeel en materieel verarmen. Eerst in dit licht de zaak bezien, voelt men terstond, hoe een schijnbaar zoo nietig iets juist de beste geloovigen diep in het hart greep, en hen op eens tegen den Tsaar en den patriarch in verzet deed komen. En wat opmerkelijk is, dit schisma brak niet alleen onder de boeren uit, maar
tastte ook diep den koopmansstand aan, die nog ten huidigen dage, vooral geldelijk, het sectewezen soms in zijn meest bizarre vormen steunt.
Dat bij dit schisma allerminst aan een opwelling van het oogenblik viel te denken, bleek uit niets zoo stellig, als uit het bijna angstwekkend verloop dat dit schisma in zijn logische consequentiën gehad heeft. Reeds in het eerste geslacht werd men genoodzaakt één dier groote logische consequentiën te trekken. De bisschoppen,
| |
| |
op één enkele na, hielden 't met Nicon den patriarch, en de eenling onder hen, die het schisma volgde, werd gevangen gezet en stierf alvorens hij nieuwe geestelijken had kunnen wijden; gevolg waarvan was, dat de Raskolniks gaandeweg hun priesters zagen uitsterven, zonder dat een jonger geslacht de gestorvenen verving. In die verlegenheid nam een deel der oud-geloovigen toen zijn toevlucht tot de popen der officieele Kerk, maar anderen stuitte dit tegen de borst. Hun was de officieele Kerk ‘een Kerk der leugen’ geworden, en door haar priesters nog langer als van Godswege gewijd te erkennen, verstikte men zijn eigen ziel in het weefsel harer ongerechtigheid. Maar de harde consequentie, die hieruit volgde, was dan ook, dat ze, na het verscheiden van hun laatste popen, van alle priesterlijke hulp ontbloot stonden, zonder eenig uitzicht van ooit den priesterlijken stand hersteld te zien, en dat zij alzoo een kerkelijk leven hadden te aanvaarden, dat zonder priester en dus ook zonder sacrament zou moeten voortbestaan. Het doen van dezen stap moet hun pijnlijk zijn gevallen. Om niet te gedoogen, dat in hun symbolisch ceremonieel door den patriarch Nicon ook maar de minste wijziging werd aangebracht, hadden ze zich tot den strijd tegen Tsaar en patriarch onderwonden, en er goed en bloed voor ten offer gebracht, om hun kerkelijk ceremonieel tot in tittel en jota ongeschonden te bewaren. En nu zagen ze zich onverhoeds voor de noodzakelijkheid geplaatst, om niet alleen alle ceremonieel te laten varen, maar voor zich zelven en voor het geslacht dat na hen komen zou, ook alle sacrament te niet te doen. Geen kindeke zou meer kunnen gedoopt worden, geen gemeenschap met Christus in de h. communie meer kunnen genoten worden. Het was of de tabernakel met al zijn glans en glorie, in wier schittering hun zieleleven zich steeds verheugd
had, plotseling van de aarde naar den hemel was opgetrokken, om hun op aarde niets dan een geestelijke woestenij achter te laten. En toch vonden ze in hun beginselvast gemoedsleven de veerkracht, om dien harden stap te doen. Zij hadden gebroken met de officieele Kerk, thans braken ze ook met den priesterlijken stand, en als onmiddellijk gevolg hiervan ook met het sacrament, dat immers alleen door den priester kon bediend worden. Het denkbeeld dat in het Westen van Europa en onder de Kwakers en andere secten had postgevat, om zelven het sacrament te bedienen en het leeken-element tot het één en al te maken, kon bij deze Russische
| |
| |
geloovigen niet opkomen. Voor de volstrekte onveranderlijkheid van het kerkelijk leven hadden ze hun strijd aangebonden. De instelling der Kerk en van haar ritueel was van Goddelijken oorsprong; het stond aan den mensch niet, daarin wijziging aan te brengen. Onthield nu de Koning der Kerk hun den priester, dan volgde hieruit vanzelf, dat Hooger beschikking ook de bediening van het sacrament, zoo al niet afsneed, dan toch opschortte, en wat andere plicht kon hieruit voor de oprecht-geloovigen voortvloeien, dan om met verootmoediging in die pijnlijke beschikking, die hun van Hooger hand toekwam, te berusten? Met verontwaardiging zagen ze dan ook neer op wat vele vroegere medestanders aandorsten, toen ze, bij gebrek aan eigen priesters, popen uit de afgevallen Kerk overnamen. Noemden zich die vroegere medestanders de popovstzy, - om hiertegenover duidelijk hun breuke met de trouweloozen te doen uitkomen, noemden zij zich de bez-popovstzy, d.w.z. de geloovigen zonder popen of priesters. En dat het goed recht der consequentie hierbij op hun zijde was, bleek wel hieruit, dat de popovstzy zelve tenslotte van het overnemen van popen uit de officieele Kerk hebben afgezien en in 1846 te Belokrinitsa, in de Bukowina, een eigen metropolitaan erkenden in een gewezen Bosnischen bisschop, die door den patriarch van Constantinopel was ontzet uit zijn ambt, maar die deze ontzetting niet had aangenomen. In Rusland zelf zou deze metropolitaan niet geduld zijn. Daarom vestigde hij zijn zetel vlak over de grenzen op Oostenrijksch gebied, en leidt nu vandaar uit de aloude Kerk, haar gedurig van door hem gewijde popen voorziende. De strengere bez-popovstzy daarentegen wilden van dergelijk eigenmachtig voorzien in den nood niets weten, en begaven zich, zonder voor eenige consequentie terug te deinzen, op den weg van een eenzijdig Spiritualisme. Nu het sacrament, uit gemis aan bedienende priesters, wegviel, zochten zij de
gemeenschap met Christus, zonder symbolische openbaring, op louter geestelijke wijze, zich aansluitend aan het woord der Schrift: ‘Ik zal tot u komen en avondmaal met u houden’ (Openbaringen 3:20.)
Doch hierbij bleef het niet. Ook het huwelijk was een sacrament. Van een burgerlijk huwelijk-sluiten was in het toenmalig Rusland nooit sprake geweest. Ook de oud-geloovigen kenden geen ander huwelijk, dan zulk een dat door het sacrament tot stand kwam. Nu de bediening van alle sacrament wegviel - en ziehier de ingrijpende
| |
| |
sociale consequentie van hun standpunt - verviel dus ook het huwelijk. Eerst schrikten ze zelven voor deze alomvattende consequentie terug; maar de ernst, die hen dreef, gedoogde niet er voor uit den weg te treden. De onweerstaanbare logica van het proces dat ze geestelijk doormaakten, moest ten einde toe haar macht over hun geest behouden, en al spoedig won de overtuiging onder hen veld, dat ook het huwelijk moest worden opgegeven. Een consequentie daarom zoo ontzettend, omdat het de opkomst van een nieuw geslacht tegenhield en de geheele groep met uitsterven bedreigde, voorzoover het haar niet gelukte nieuwe aanhangers onder andere groepen te winnen. Toch hebben ze doorgezet. Iets wat niet mogelijk ware geweest, indien niet een hoog zedelijke opvatting onder hen geheerscht had. En toch, in hoe goede reuk ook hun zedelijk leven stond, het sprak wel vanzelf, dat na de afschaffing van het huwelijk veel onechte geboorten onder hen voorkwamen. Dit betreurden zij, en poogden het met alle macht te keeren, doch zóó vast stonden ze in hun overtuiging, dat ze buitenechtelijke gemeenschap wel zonde, maar toch nooit zóó zondig keurden als het aangaan van een huwelijk. Vallen is slechts een zonde, en zelfs een concubinaat was en bleef nog altoos een tijdelijke zonde, waarvoor vergeving bestond, maar het aangaan van een huwelijk onder de sacramenteele wijding van een valschen priester, was de principieele zonde, een welbewust zich schuldig maken aan geestelijke hoererij. Toch kon het niet anders, of na korten tijd moest de veroordeeling van het huwelijk sociaal zulk een demoraliseering van heel het leven doen opkomen, dat allengs de overtuiging van onder den anti-christ geraakt te zijn, bij hen veld won. Dit stelde een nieuw probleem, dat de één op deze, de ander op die wijze poogde op te lossen. Eenerzijds sloeg men den weg in, om door castratie de sexueele
ongelegenheid, die uit de verwerping van het huwelijk voortsproot, te ondervangen, en anderzijds kwam men tot de consequentie, dat een goed geloovige trachten moest, zoo spoedig mogelijk uit het rijk van den anti-christ in het hemelsche koninkrijk over te gaan. Zoo doken telkens meer secten op met steeds verder gaande consequentiën; en vooral toen Peter de Groote westersche zeden in Rusland poogde in te voeren, en met de westersche zeden ook de westersche losheid van leven naar de hoogere Russische kringen overbracht, begon men in den Tsaar zelf
| |
| |
den anti-christ te zien, en kreeg het secteleven een revolutionair karakter, dat niet alleen op kerkelijk, maar ook op sociaal en politiek gebied met het officieele Rusland brak. Castratie en zelfmoord begonnen toen den boventoon te voeren. Die castratie nam de eene secte absoluut, en gaf haar den naam van Bloeddoop, terwijl andere secten de castratie eerst verplicht stelden na de geboorte van het eerste kind. Maar veel verder nog ging de secte die de zelfofferande in zelfmoord predikte, als het logisch aangewezen middel, om aan de macht van den anti-christ te ontkomen. Geheele scharen vluchtten de bosschen in, om een hol op te zoeken, waar ze zich nederlegden, teneinde den hongerdood in te wachten. Andere staken een reusachtig vuur aan en wierpen zich in de vlammen, om den vuurdood te zoeken. Weer andere lieten zich in een hollen muur inmetselen, om levend in hun graf te gaan. Terwijl nogmaals andere, door de politie of het gerecht achterhaald, in kloosters, kerken of in staatsgevangenis hun dood op het schavot tegemoet zagen. De bijzondere namen van deze zich eindeloos splitsende secten, zijn historisch van geen belang. Wat hier ter teekening van den Russischen volksaard hoogere beteekenis heeft, is alleen de logische consequentie, waarmee het sectewezen zich in een noodzakelijk proces heeft voortbewogen. Zulk een proces toch is alleen denkbaar bij een volk, dat in de windselen eener allesbeheerschende mystiek bevangen, in den ernst van zijn levensopvatting voor niets terugdeinst, en angstig-oprecht meent wat het belijdt. Consequentiën als hier getrokken, offers als hier gebracht zijn, verraden een heroïsme van geest, dat ver boven alle scepticisme verheven, door een muurvaste overtuiging en door een nooit afkoelend enthousiasme gedreven wordt. Niets heeft hierarchie of bureaucratie onbeproefd gelaten, om dit sectewezen den kop in te drukken. Voor het hardste, wreedste middel om het sectewezen teniet
te doen, is noch Tsaar, noch Synode teruggedeinsd. Maar niets heeft gebaat, en nu bijna vier eeuwen nadat het te voorschijn trad, bestaat dit sectewezen in Rusland nog even veerkrachtig en neemt nog een even onverzoenlijke positie in. Hun excessen moge men verafschuwen, maar ge kunt dan toch uw bewondering niet onthouden aan zoo hoogen moed en zoo alles tartende krachtige overtuiging.
Daarbij komt, dat volgens het eenparig getuigenis van wie Rusland kent, juist deze sectarissen tot het beste en meest ontwikkelde
| |
| |
deel van het Russische volk behooren. Verslaafdheid aan den drank kennen ze niet. Hun eerlijkheid in 't bedrijf wordt algemeen geroemd. Ze zijn ijverig, huiselijk en ordelijk in hun zeden. Een eigen schoolwezen ontwikkelden ze op hooger voet dan de gewone scholen. Ze begrepen dat ze door kennis en ontwikkeling zich sterken moesten. Vooral in zaken de religie aangaande, zijn ze geconfijt. Secte met secte is gedurig in redetwist, en tot in de afgelegenste dorpen houden ze soms twistgesprekken van twee, drie dagen over ingewikkelde dogmatische, ceremonieele of ethische vraagstukken, en toonen daarbij een theologische vaardigheid te bezitten, die menig poop in de officieele Kerk overbluft. Wie een exemplaar van de heilige Schrift in de volkstaal machtig kon worden, is onder hen een gezocht man, en de Stundisten onder de klein-Russen en andere secten van het Westen naderen zeer van nabij het Protestantisme. Alleszins verklaarbaar is het dan ook, dat de nihilisten en socialisten, in Rusland telkens gepoogd hebben zich zelfs van uit Londen met dit sectewezen in verband te stellen, en bij de meer revolutionaire secten is dit hun ten deele gelukt. Maar niet bij de geloovige elementen. Dezen is het om 't heilige te doen, en zij weigeren volstandig zich voor aardsche revolutionaire doeleinden te laten gebruiken. Leroy Beaulieu zegt zoo terecht, dat de groote bekoring, die van dit volk uitgaat, en tegelijk de zenuw van zijn kracht, daarin te zoeken is, dat het geestelijke onder hen niet door ons scepticisme is verwoest, en dat het onder zijn sociaal grove vormen een teederheid van zieleleven verbergt, dat veel hooger staat en veel minder grof is dan het gemoedsleven van uiterlijk veel meer beschaafde en verlichte volken. ‘Son grand charme et sa grande force, c'est qu'il n'a pas été entamé par notre aride scepticisme. De là vient qu'à travers son apparente grossièreté il a souvent l'âme moins
grossière que les peuples extérieurement plus policés.’ (L'Empire des Tsars III, p. 11).
De hooge positie der nationale Kerk in Rusland verklaart zich uit denzelfden mystiek-ernstigen grondtrek van het Russische volkskarakter. Ze draagt met voorliefde den naam van de Orthodoxe Kerk, en in dien naam spreekt zich nogmaals het mystieke element uit, dat weigert te rekenen met eenig historisch proces. De Westersche Kerken erkennen,
| |
| |
zoowel in haar Roomsch-Katholieke als in haar Protestantsche formatie, een voortgaande ontwikkeling der belijdenis, alleen aanvullend de eersten, en ook corrigeerend de laatsten. Maar juist dit druischt tegen het grondbesef van het Russische mysticisme in. Zooals de belijdenis hun is toegekomen, zoo is zij van God gegeven. Daar kan niets bij, daar kan niets af. De mensch kan, wat God gegeven heeft, noch aanvullen noch verbeteren. Niet de mensch, God zelf is hier de auctor spiritualis. Zooals de belijdenis is, is ze de orthodoxe belijdenis. Ook maar een tittel of jota hierin te veranderen, zou haar tot heterorthodoxie verlagen. Geheel 'tzelfde beginsel alzoo, dat den Raskolnik deed weigeren eenige wijziging van de Liturgie toe te laten, maakt het voor den gewonen Rus ondenkbaar iets in de belijdenis te wijzigen; alleen met dit onderscheid, dat het mystieke beginsel van rechtstreekschen Goddelijken oorsprong door de nationale Kerk alleen op de belijdenis wordt toegepast, terwijl de Raskolniks het ook toepasten op de symbolen, formulieren en ceremoniëele handelingen.
De band tusschen de orthodoxe Kerk en het nationale besef in den Rus is onder de Tartaren-heerschappij in de 13e en 15e eeuw gelegd. De Tartaren eischten van allen onderwerping, heerediensten en tribuut, maar staken geen hand uit, om het religieuse leven der door hen onderworpen volken te verzwakken. In het massale, vaste legerkamp van Dschengis-khan stonden kerk, moskee, pagode en synagoge broederlijk naast elkander, en de geestelijken van alle religie genoten dezelfde voordeelen. Dit nu bracht als vanzelf te weeg, dat de Russen, van eigen hoofden en eigen politiek bestaan beroofd, in de vrij zich ontwikkelende Kerk het steunpunt voor hun nationale eenheid zochten. Uit de Grieksche en Byzantijnsche wereld was het Christendom hun in gereeden vorm toegekomen, lang nadat aldaar de worsteling op dogmatisch gebied ten einde was gebracht. In den vorm waarin ze het Christendom ontvangen hadden, behielden ze het. Ze leefden te ver van het Westen, om in den kerkelijken strijd van West-Europa te worden meegesleept, en de wassende macht der Osmanen voorkwam, dat uit Byzantium geestelijke macht over hen werd uitgeoefend. Reeds in 1589 verrees het Patriarchaat van Moskou. Kerk en natie zijn dientengevolge ineengegroeid. Het is door de orthodoxe Kerk, dat de nationale eenheid zich onder het Tartaren-bewind gehandhaafd en bevestigd heeft, en het is dank zij de volks- | |
| |
kracht, in die eenheid ontwikkeld, dat het aan de Russen in 1480 gelukt is het juk der Tartaren af te werpen. De later opgekomen Caeseropapie was van die eenheid van Kerk en natie het noodwendig uitvloeisel. De orthodoxe Kerk in Rusland toch steunt veel minder op de geestelijkheid, dan op de stemming van het volk. De poop is niet wat in de Roomsch-Katholieke Kerk de priester, noch wat onder de Protestanten de Bedienaar des Woords is. Hij is onmisbaar voor de bediening van het mysterie, doch voor het overige stond hij sociaal niet zeer hoog op de ladder, en had
in degelijkheid van ontwikkeling weinig voor op den Russischen boer. Thans poogt men hierin verbetering te brengen, maar tot voor kort was de opleiding van den gewonen poop in zijn seminarie van zeer onbeduidend gehalte. Verlaat hij het seminarie, dan moet hij eerst huwen, meest met een poop's dochter, en wordt dan naar zijn dorp gezonden. Een dier popen gaf zijn ambtsherinneringen uit, die door Von Öttinger in het Duitsch vertaald en bij Cotta in 1894 uitgegeven zijn. Hij beschreef daarin, hoe hij in zijn dorp aankomend, ingekwartierd werd bij een arm gezin met een kleine woning van twee kamertjes, waarvan hij en zijn vrouw er één kregen. Een leemen vloer, twee kleine vensters van 15 duim hoog, de wanden vochtig, en schimmel op den muur. Veertien dagen liet men hem in dat krot wachten, en toen werd hij in de Mir-vergadering geroepen, en moest smeeken om een eigen woning, waarop hij zich dan eindelijk één vertrek op een boerenhofstee zag toegewezen, en dat eene vertrek was heel zijn koninkrijk. Inkomsten hebben deze popen bijna niet. Er wordt sedert 1901 ruim tien millioen roebel op het budget voor de salarissen der lagere geestelijkheid uitgetrokken, wat een kleine 100 roebel per jaar voor elken geestelijke maken zou. Maar van die gelden moeten nog eerst allerlei procenten af voor kerkelijke instituten, voor de zending en voor Russische kerken in vreemde landen, zoodat de poop zijn eigenlijk onderhoud moet vinden uit wat de boerenbevolking hem geeft voor kerkelijke diensten, soms in geld, meest in naturalia. Het behoeft geen betoog, dat wie, slecht onderlegd, in zulk een sociale positie, bijna geheel onder kleine boeren, in een niet te groot Russisch dorp leven moet, te arm aan invloed moet zijn, dan dat de Kerk op hem zou kunnen rekenen. Dat is dan ook niet zoo. De Kerk vindt haar grondslag in de overtuiging van het volk. Niet in wat men
| |
| |
noemt een dogmatisch-confessioneele overtuiging, neen, bedoeld is de mystieke volksovertuiging, dat de Kerk met haar sacramenten een van God aan het volk gegeven heilig instituut is, om hier op aarde bescherming in nood, vrede in het hart en na den dood een eeuwig leven aan de geloovigen te waarborgen.
De schaduwzijde hiervan is de onbeduidende plaats, die in de orthodoxe Kerk aan de prediking is ingeruimd. De kern van den eeredienst trekt zich veeleer in het geheimzinnige terug. Het altaar ziet men niet. Het schuilt achter den Iconenwand. Dit is het heilige der heiligen, waarachter de priester zich terugtrekt om het heilige te bedienen. Uit de verborgenheid treedt hij te voorschijn, om de gebeden te doen, het Evangelie te lezen, en de symbolen uit te brengen, en het volk ziet niets dan een hoog opgetrokken wand, waarlangs de Iconen zijn opgehangen. In de kerk verschijnen de geloovigen voor hun God, die in het verborgene woont, en uit die verborgenheid in de heilige symbolen tot hen wil naderen. Er zijn dan ook in de orthodoxe kerk stoelen noch banken. Men blijft eerbiedig staan als ter audientie bij de Hemelsche Majesteit, en alleen voor ouderen en zwakken zijn langs de wanden enkele zitplaatsen aangebracht. Het denkbeeld van een ‘vergadering der geloovigen’ ontbreekt hier geheel, en voor een zich rustig neerzetten om een uitgewerkte predikatie aan te hooren, leent zich geheel deze inrichting niet. Er zijn dan ook tijden geweest, dat de prediking zoo goed als geheel verdwenen was, en alleen nog in enkele grootere stadskerken op feestdagen voorkwam. In de 17e eeuw was er geen spoor van prediking meer te ontdekken, en Kapitein Margeret, die toen Rusland bezocht, zegt uitdrukkelijk: ‘L'on n'y prêche jamais; ains à quelques fêtes; ils n'ont que certains leçons qu'ils lisent dans quelque chapître de la Bible.’ Zelfs een predikstoel vindt men in vele Russische kerken niet. Bij een volk als het Russische, dat te platten lande in zijn kerk zijn eenig geestelijk instituut bezat, moest dit natuurlijk tengevolge hebben, dat het almeer in mystiek en in formalisme verzonk, maar dan ook steeds armer werd aan een eenigszins heldere voorstelling omtrent de groote vraagstukken van het leven.
Het volk hoorde van niets, en had geen gedachtenwereld, en niet 't minst hieraan is toe te schrijven, dat in deze leege hoofden de revolutionaire voorstellingen, en vooral de anarchistische utopiëen, zoo
| |
| |
gemakkelijk ingang vonden. Men miste elke eigen voorstelling om tegen deze dwaalstelsels over te plaatsen. Men was terre vierge, waarop elk uitgestrooid zaad zoo welig gedijt. Reeds Peter de Groote zag het gevaar hiervan in, te meer daar ook de Catechismus al meer in onbruik geraakte. Toch bracht het initiatief van Peter den Groote het niet verder dan tot het doen voorlezen van stukken uit de kerkvaders, die, slecht vertaald en gebrekkig gelezen, voor het volk nauwelijks verstaanbaar waren. Tot op de troonsbeklimming van Alexander III ontlook er alleen onder de zwarte geestelijkheid, die het Episcopaat bezat of begeerde, een soort hoogere kanselwelsprekendheid, die in de groote cathedralen en in de private kapellen meest de hoogere standen trok; en eerst in de laatste jaren is, ter bestrijding van de anarchistische en socialistische levensbeschouwing, de prediking in de Russische Kerk ook voor het volk meer aangemoedigd en tendeele reeds tot een kracht geworden. Het Episcopaat, en met name Monseigneur Macarius, de metropolitaan van Moskou, heeft door het doen drukken van goede Postillen toen ook de gewone popen in staat gesteld, korte predicatiën te houden, en zulks in verband met de dwalingen van den tijdgeest. In de steden worden hier nog conférences over religieuse onderwerpen aan toegevoegd, waarin vooral Grigorii Petrov door zijn zaakkennis en het bezielende van zijn voordracht uitblonk. Bovendien hebben zich onder de invloedrijke geloovigen allerlei genootschappen gevormd, om 't volk meer godsdienstige kennis aan te brengen, sommige zelfs met een eigen, wijdverspreid orgaan, zoo o.a. de Tserkovniji golos (De stem der Kerk).
Toch stelle men zich niet voor, dat deze meer intellectueele religieuse beweging ooit de ziel van het Russische volk tot in haar diepste vezelen zal aangrijpen. Daarvoor is de innerlijke zielsgesteldheid van het Russische volk te constant, te weinig voor verandering vatbaar, in haar diepsten grond te mystiek. De contemplatie en de ascese oefenden in de opkomst van het Russische volk veel sterker invloed op zijn vorming, dan de beschouwende predicatie. Vandaar de geheel eenige beteekenis die in Rusland het kloosterwezen bezit. De groote kloosters, lavra genoemd, waren in de dagen van de Tartaren-overheersching schuilplaats en toevluchtsoord. Geheele dorpen waren om het eigenlijke klooster aangebouwd en het geheele complex
| |
| |
met hooge muren omgeven, en die muren waren duchtig gewapend om onverhoedsche invallen te kunnen afslaan. Hiermee hing het gebruik van deze kloosters als gevangenis saam. Vroeger vooral het Solowetsky-klooster, en sinds 1766 meer nog het Spas-Euphimius-klooster deden daarvoor dienst; en niet alleen kerkelijke overtreders, maar ook politieke misdadigers werden in de cellen van dit klooster levenslang opgesloten. Volgens Prugawin in zijn Die Inquisition der russisch-orthodoxen Kirche und die Kloster-gefängnisse, zijn zelfs nog in onze eeuw gevaarlijke woelgeesten hier ingekerkerd, en blijft hun lot er hard. Maar het motief dat tot het inrichten van deze kloostergevangenissen leidde, was ook hier weer het mystieke. Men was overtuigd, dat men in deze sectarische of staatkundige woelgeesten te doen had met overspannen naturen, die hun geestelijk evenwicht hadden verloren, en geloofde vastelijk dat niets zoozeer als contemplatie en ascese, in stille afzondering, geschikt was om hen van den demon die hen omkneld hield, te bevrijden. Groot is het aantal van deze kloosters niet. Nog geen 600 voor heel Rusland; en klein is evenzeer het aantal monniken en nonnen, dat er zich voor het leven in terugtrekt. Elf duizend monniken en achttien duizend nonnen, saam 29,000 personen, is op een bevolking van ruim 140 millioen geen hoog cijfer. Deze kloosters volgen bijna alle nog steeds den regel van den H. Basilius, die allerminst streng is, en het hoofddoel van hun bestaan is minder het levenslang isoleeren van enkele vromen, als veelmeer het bieden van een steeds openstaande gelegenheid voor wie uit het woelige leven zich enkele weken in stille meditatie wil terugtrekken. Het zijn de bedevaarten naar het klooster, met korter of langer verblijf in stille cel, die de kloosters tot een macht in het Russische volksleven maken. Noch op studie, noch op 't geven van onderwijs, noch op philanthropisch doel zijn deze grootsche stichtingen aangelegd. Al
wat ze bedoelen is een heilige öase te zijn te midden van de geestelijke dorheid der wereld. Het is la Sainte Russie, het heilig Rusland, dat vooral in deze kloosters zijn geestelijken hoeksteen vindt. Het zijn de kloosters van Petchersk, Troitza en Solovetsk aan de Witte Zee, die door hun gewijd karakter in aller schatting vooraan staan, en de drie groote perioden van de ontwikkeling van het Russische Rijk vertegenwoordigen. Petchersk aan den Duieper dagteekent uit de oudste historie, de periode van Kief; Troitza uit
| |
| |
de periode van Moskou. Het klooster van Petchersk had binnen zijn muren niet minder dan 16 kerken, Troitza 14. Peter de Groote wijdde Petersburg door de stichting van het Alexander Nevsky klooster. Ook de kloosters van Simonof Donskoï en Novospaski staan bij het volk in hoog aanzien, en alle deze vermaarde kloosters zijn voor den echten Rus als een poorte des Hemels, waar de gemeenschap met de ongeziene wereld veel intenser te smaken is dan in het gewone bedehuis. Gelijk vanzelf spreekt, werden ook de Raskolniks door dezelfde gedachte beheerscht. Hun, als rusteloos vervolgde secte, was het wel niet mogelijk groote kloosters te stichten, maar ze redden zich door dusgenaamde skyt's te openen, of zelfs poustyniën, kleine hermitagiën in 't bosch of in afgelegen onbewoonde streken. Maar ook aan deze - skyt's bleef hetzelfde karakter eigen. Niet de Martha- maar de Maria-gestalte kenteekende er het saamleven, en altoos weer bevestigt zich in dit kloosterwezen de grondtrek van het Russische volksleven, dat het niet in hoofdzaak door redeneering, noch ook door practische invloeden, maar verreweg het sterkst door aandoeningen in het gemoedsleven beheerscht wordt. Hieruit verklaart het zich dan ook, dat de hoogste waardigheden in de orthodoxe Kerk alleen voor de ‘zwarte geestelijkheid’, d.i. voor wie in het klooster ging, en alzoo vrijwillig het celibaat aanvaardde, openstaan. De ‘witte geestelijkheid’ blijft poop, huwt en bedient de sacramenten, maar mist het hoogere gewijde karakter, dat in het oog van het volk aan hen, die uit het klooster komen, eigen is. Het is noch hoogere geleerdheid, noch sociaal hoogere positie, maar dit mystiek gewijde karakter, dat tot het Episcopaat verwaardigt. Het is uit de in zekeren zin hemelsche atmosfeer van de heilige klooster-oäse, dat ze tot de Kerk komen, om haar in het hemelsch
spoor te leiden.
Rechtstreeks hangt hiermee samen de schijnbaar tegenstrijdige houding der Russische Regeering tegenover hen, die niet tot de orthodoxe Kerk behooren. Eenerzijds toch heerscht in Rusland voor de niet-Christelijke godsdiensten de meest uitgestrekte godsdienstvrijheid, en anderzijds stelt men zich tegen alle niet-orthodoxe, Christelijke instituten en secten schrap over. Zoo dikwijls Rusland een landstreek, door heidenen of Mohammedanen bewoond, wist te veroveren, liet 't het godsdienstig leven, dat het er vond, onaangetast. Aan pagode noch moskee werd geraakt. Vrij mochten al deze veroverde stammen de uitoefening
| |
| |
van hun alouden eeredienst voortzetten. Ze vormden meer veroverde groepen, dan dat ze in het lichaam van het Russische volk werden opgenomen. Men liet hen ook religieus voortleven, gelijk ze dusver geleefd hadden. Heel anders is daarentegen de houding door de Regeering aangenomen tegenover de aanhoorigen tot andere Christelijke Kerken. Deze worden in Polen en Lithauen geduld, meer niet, en steeds is de Regeering er op bedacht deze anders-geloovende Christenen tot de orthodoxe Kerk te brengen. Propaganda onder de orthodoxen is hun streng verboden, en beloopt straf. Bij gemengde huwelijken moeten alle kinderen in de orthodoxe Kerk gedoopt en opgevoed worden, zoodra 'tzij de vader 'tzij de moeder lid der orthodoxe Kerk is. En voorts oefent de civil-disability van wie buiten de orthodoxe Kerk staat, een zeer sterke verleiding voor de eerzuchtigen, om tot de orthodoxe Kerk over te gaan. Ook de staroverzi of oud-geloovigen deelen thans in deze dulding, en zelfs liet de Russische Regeering in lateren tijd geen poging onbeproefd, om met deze afstammelingen van de oudste Raskolniks in vriendschappelijke verhouding te komen. Zelfs zijn er reeds diepgaande twistgesprekken tusschen hun leiders en het Episcopaat te Moscou gehouden, om hen zoo mogelijk te winnen. Voorshands echter zijn ook zij nog niet meer dan een gedulde secte, zonder eenig publiek recht. En wat de andere, de religieuse, sociale of ethische secten aangaat, handhaaft de Russische Regeering nog altoos haar onde stelsel van vervolging. Voor de rustiger secten door administratieve verbanning naar Siberië en den Caucasus, en voor de meer verwilderde, als de Chlystzy en de Skopzy, door ze voor den strafrechter te dagen. Ook voor de Stundisten, de aanhangers van de Shalaput, en de Baptisten is verbanning allerminst uitzondering. Over de Joden zal ik in een later hoofdstuk afzonderlijk handelen; hier zij alleen opgemerkt, dat de Joden in hun eeredienst vrij
worden gelaten, en dat hun synagogen en bid-zalen ongedeerd voortbestaan. Werkelijk leidt deze tactiek der Regeering er toe, dat de orthodoxe Kerk gestadig veld wint, zelfs in de paganistische en Mohammedaansche landstreken. Het assimilatieve vermogen dat, heel de historie door, het Russische volk kenmerkt, handhaaft zich ook op geestelijk terrein, en tot diep in het hart van Azië maakt de Russisch-orthodoxe Kerk, die in elke veroverde streek aanstonds indrukwekkende cathedralen sticht, en in deze cathedralen den dienst aan haar uitnemendste geestelijken toe- | |
| |
vertrouwt, aldoor gestadige vordering. Alleen het orthodoxe volk vormt voor het Russische besef de eigenlijke natie, en vooral waar het nationale leven zijn polyp-armen uitstrekt, om nieuwe elementen in zich op te zuigen, staat de orthodoxe Kerk gereed, om ze als een haar toekomend en bij haar behoorend element in haar midden op te nemen. Daarbij werkt dan ook wel redeneering, en ook wel de Regeeringstactiek; maar het hoofdmiddel dat dit resultaat bereiken doet, is en blijft toch de mystieke zuigkracht die van het nationale leven als zoodanig uitgaat. Een echte Rus kan het zich niet anders voorstellen, of al wat op de heilige aarde van het heilige Rusland leeft, wacht slechts op het moment psychologique om in de Russische moederkerk te worden ingelijfd. Hij gelooft aan het deugdelijk recht van die geestelijke verovering, en juist uit dat geloof komt de mystieke kracht op, die het voorgestelde doel treft.
De revolutionaire woeling in Rusland beweegt zich in gelijken mystieken tooverkring, en draagt daardoor een geheel ander karakter dan in het Westen. Tsaar Peter de Groote heeft, hoe hoog ook zijn verdiensten voor Rusland zijn aan te slaan, toch een schok aan het Russische leven toegebracht, door zijn invoering van West-Europeesche denkbeelden, usantiën en zeden. Er bestond tusschen het Rusland, dat hij vond, en het Westen van Europa niet slechts een gradueel, maar een principieel verschil. Wie het zich voorstelt alsof Rusland nog ons leven uit de middeleeuwen leidde, en alzoo slechts enkele eeuwen in ontwikkeling, bij ons vergeleken, ten achter was, verkeert in dwaling. Rusland had een eigen leven, schier aan geen historisch proces onderworpen, zichzelf steeds gelijk blijvende, en juist in die identiteit met zijn verleden zijn kracht vindend. Toen nu Peter de Groote het occidentalisme te Petersburg in zwang bracht, niet-Russen tot de hoogste waardigheden riep, en de hoogere standen bewoog, om Parijs als leerschool te nemen, bracht hij een splitsing teweeg tusschen het eigenlijke volk en de dunne laag van geciviliseerden in de hoogere kringen. Dit proces is na zijn dood steeds verder gegaan. Aldus heeft zich een dusgenaamde Intelligentsia gevormd, die haar kracht niet vond in het volk, maar in de nabootsing van het westersche leven; en wijl in de Regeeringskringen deze over- | |
| |
leiding naar het westersche type steeds aanmoediging vond, begon de wetgeving en administratie steeds minder te passen op het volksleven. Slechts 14% van het Russische volk behoorde tot de stedelijke bevolking, en onder die 14% vormde deze westersche groep geen 25%. En niet alleen dat alzoo de harmonie tusschen de autocratie van den Tsaar en zijn volk op losse schroeven kwam te staan, maar niet lang duurde het of ook tusschen de Intelligentsia en de Regeering ontstond spanning. De Regeering toch beoogde, alleen zooveel uit het Westen over
te nemen als het gouvernement sterken kon, zoo inwendig als tegen het buitenland; terwijl de Intelligentsia al meer afzwierf en steeds vaster het doel in het oog vatte, om ook de politieke en sociale verhoudingen uit het Westen in Rusland over te planten. Op westersche wijze bedoelde zij hiertoe door geleidelijke ontwikkeling te geraken. Tsaar Nicolaas I ging dit met kracht te keer, maar toen de tegenspoedige Krimoorlog de zwakheid van de autocratie in beschamend licht had doen uitkomen, trad zijn opvolger Alexander II als Reform-Tsaar op, schafte het lijfeigenschap af, voerde nieuwe rechtsbedeeling in, zette de invoering van algemeenen dienstplicht door, en had in zijn borstzak, toen hij op 13 Maart 1881 bij het springen van een bom zijn leven liet, zelfs een staatsstuk, dat de invoering van een Doema regelde. Voor het Westen bleef dit een raadsel. Tegen Nicolaas I zou men de woede der revolutionairen begrepen hebben; maar vanwaar die uitbarsting van wilden haat tegen een Tsaar als Alexander II, die immers al zijn voorgangers in milde, reformatorische bedoelingen overtrof! Toch is het een feit, dat juist in zijn dagen het nihilisme opkwam, en dat vier aanslagen tegen zijn leven zijn ondernomen, waarvan de laatste zoo bloedig geslaagd is. Dit nu is alleen te verstaan, zoo men rekent met den tegenzin, dien de poging om Rusland te occidentaliseeren, onder het eigenlijke Russische volk gewerkt had. De Panslavisten of Slavophilen begonnen steeds scherper tegen deze nabootsing van het westersche model te reageeren, en onder de revolutionaire elementen was dit verzet bijna even sterk. Ook die revolutionaire elementen toch waren door en door Russisch. Ze wilden niets hooren van een geleidelijke historische navolging van het Westen; maar wilden dat Rusland met één slag het hooge ideaal van vrijheid, gelijkheid en broederschap verwezenlijken zou, dat in
| |
| |
het Westen wel was uitgeroepen, maar nog nooit gerealiseerd. De toestand waarin men verkeerde, voelde men als een hel, en men wilde plotseling, op eenmaal, in het heilige Rusland het Russische paradijs scheppen. Hooghartig wees men het westersche model af. Rusland zou uit zich-zelf een veel hooger levensvorm scheppen, opdat straks het Westen Rusland kon nabootsen, in plaats van Rusland op sleeptouw te nemen. De mystiek deed ook hier haar werking gevoelen.
Nu toont het voorbeeld van de Raskolniks, hoe juist tengevolge van deze mystieke gemoedsstemming de bijna slaafsche aanhankelijkheid plotseling in doodelijken haat tegen den Tsaar kon omslaan. De Tsaar is voor den Rus zijn hem van God gegeven Vader ‘Vadertje’ is de naam, waarmee de Rus hem aanspreekt, en dien band voelt hij zoo intiem, dat hij den Tsaar dudijnt. Maar op die mystieke betrekking rust dan ook al zijn aanhankelijkheid. Zoodra nu de Raskolnik ontwaarde, dat de Tsaar, dien hij als een Vader geëerd had, zich tegen zijn geloof keerde, rafelde op eenmaal die mystieke band los, gingen de oogen hem open, en zag hij dat hij den anti-christ eere had bewezen.
Juist op gelijke wijze nu was de Tsaar voor deze revolutionaire elementen opeens de steen des aanstoots geworden, en hem uit den weg te ruimen was de noodzakelijke voorwaarde voor het herstel van Ruslands macht en geluk. Met een woede van volharding, in geen ander land gekend, richtte dientengevolge aller zinnen en peinzen zich er op, om door een complot den boozen Tsaar het leven te benemen. Lees nu bij Stepniak de beschrijving door een revolutionair zelf gegeven van de hooge, blijde stemming en de volkomen bereidwilligheid om er het leven voor te laten, waarmee deze aanslagen werden voorbereid, en ge gevoelt aanstonds hoe hier niet de razernij van de vernielzucht, maar een demonische en mystieke actie bij in het spel was. De groep der nihilisten was bitter klein, en beschikte niet dan over zeer geringe middelen. Stepniak zelf komt er voor uit, dat ze een kring van slechts eenige honderden vormden, en zich bij dit kleine getal hielden, omdat ze alleen zóó zich aan het oog der politie konden onttrekken. Den geest van het volk drukten ze op geen manier uit. Ze waren eenlingen onder de millioenen. Maar wat hen bezielde en dreef, was minder nog een overtuiging,
| |
| |
dan een innerlijke en mystieke aandrift. Ze hadden Rusland lief; Rusland moest gered worden. Rusland kon alleen zóó gered worden. En nu werd het voor hen een soort religie om zich volkomen aan hun heerlijke taak toetewijden, en met sombere heroiek er elk oogenblik hun leven voor over te hebben om de stoutste waagstukken te bestaan. Nooit behoefde naar één die het waagstuk uit zou voeren, gezocht te worden; ieder dong naar de eere, om er zich voor te mogen overgeven. Die heroisch-mystieke drang gaf de vindingrijkheid. Bezweek er een in den aanslag, dan kwam de wraakzucht zich bij dit heroisme voegen; en in het Russische volkskarakter vond men juist alle elementen gegeven, die voor zoo stout bestaan onmisbaar waren.
Vooral onder het jongere geslacht recruteerden zij zich, en dit haast meer nog onder de jonge vrouwen, dan onder de jonge mannen. Voor die jonge vrouwen, die door moderne opvoeding van het autocratische wezen al meer vervreemd raakten, wekte het denkbeeld om voor het volk zich op te offeren, een waar fanatisme, en zulks onder alle standen der maatschappij. En niet alleen tot het uitvoeren van een aanslag verklaarden ze zich bereid, maar ook voor de propaganda viel geen offer heur te zwaar. Van meer dan één jonge dame uit de hoogere standen is het bekend, dat ze zich als kindermeid of gouvernante verhuurde, om rusteloos op de kinderen te kunnen werken, natuurlijk zonder dat de ouders er iets van wisten. En om voor het verspreiden van oproerige geschriften onder het volk en het leger zich vrijer te kunnen bewegen, gingen deze jonge dames vaak een schijn-huwelijk aan. Er werd haar dan een haar onbekend persoon als man aangewezen, met dien man huwden zij, zagen hem verder nooit, maar konden zich van dat oogenblik af in de Russische maatschappij op dien vrijer voet bewegen, dien de gehuwde vrouw boven de ongehuwde voor heeft. Veel wordt door de jonge vrouw ook onder ons voor de Christelijke zending geijverd, maar wat deze Russische vrouwen voor de propaganda van hun beginsel over hadden, laat dit alles verre achter zich. Even willig offeren deze jonge dames haar geld; wat broodnoodig is, daar één enkele aanslag op een spoorweg, of b.v. de mijn te Moskou, een kleine f 50.000 had gekost. Maar hoe zuinig de revolutionairen ook huishouden, als 't er zijn moet, is het geld er altijd. En juist door
| |
| |
dit fanatieke en mystieke karakter van hun actie oefenen deze revolutionairen een betooverenden invloed op de lagere bevolking der steden uit. Niet alsof ze ook maar een twintigste van het volk achter zich zouden hebben, maar toch bezitten ze nu reeds in de stedelijke bevolking een reserve, waaruit steeds nieuwe elementen hun toekomen, en op wier medewerking ze muurvast rekenen kunnen.
Toch zou deze revolutionaire woeling nooit geheel Rusland in beroering hebben gebracht, indien de emancipatie van de lijfeigenen niet zoo machtige gisting op het platteland had veroorzaakt. Vóór 1593 bestond nog geen lijfeigenschap in eigenlijken zin. Wel was de Moejik verplicht op bojarenland te arbeiden, maar op den dag van St. Georges was hij vrij, om naar elders te trekken. Voor één jaar was hij aan zijn landheer gebonden, ontving van hem land voor eigen gebruik, en moest zijnerzijds tenminste drie dagen in de week arbeiden op het land van zijn heer; maar was de oogst afgeloopen, dan was hij weer vrij, en kon, geheel naar eigen zin en voorkeur, een ander landheer zoeken, en trok dan liefst naar beter streek. De landheer, hierop bedacht, was dientengevolge wel verplicht op goeden voet met zijn boeren te blijven; want gingen de boeren die hij had, weg, en kwamen er geen andere opdagen, dan bleef hij zonder volk zitten, en zijn land werd waardeloos, vooral in weinig bevolkte streken. Deze staat van zaken, die er vanzelf toe leidde, dat een gestadige trek naar beter streken ontstond, en de min gunstige streken ontvolkt werden, moest gestuit, en hiertoe vaardigde Feodor, de zoon van Iwan den Verschrikkelijke, in 1593 de ordonnantie uit, dat geen boer meer, zonder de toestemming van zijn heer, 't land waar hij eenmaal was, verlaten mocht. Zoo ontstond in Rusland eerst bij den ingang der 17e eeuw het lijfeigenschap, dat Alexander II in 1861 heeft afgeschaft. Onder dit lijfeigenschap was het leven der boeren nog dragelijk. Ze ontvingen meest per gezin 12 à 15 deschatines land in eigen gebruik, en waren daarvoor aan hun landheer, hetzij heerediensten van 3 dagen, òf obrok verschuldigd, d.w.z. een vergoeding in geld, die gemeenlijk 10 roebel per hoofd per jaar bedroeg. De wederzijdsche verhouding tusschen den boer en zijn landheer was niet onhartelijk, en in de Mir vond
de boer een eigen sfeer van collectief autonomisch leven. Het hardste was alleen, dat de landheer allengs ook administratief-juridiek agent van de Regeering werd, en juist in die qualiteit den
| |
| |
lijfeigene het meest zijn afhankelijkheid deed gevoelen. Het denkbeeld, dat aan deze publiekrechtelijke afhankelijkheid een einde moest komen, was onder den invloed der westersche begrippen, vooral door novellisten als Gogol en Tourgenef, reeds in de eerste helft der 19e eeuw onder het volk verspreid. Steeds meer drong het besef door, dat de eigenlijke kracht van Rusland in de boerenbevolking school, die 86% van het geheel vormde, en alleen van de vrijmaking van deze bevolking scheen de opbloeiing van Ruslands kracht te hopen.
Reeds onder Nicolaas I was de emancipatie der boeren herhaaldelijk aan de orde geweest, en toen Alexander II, kort na de bittere uitkomst van den Krimoorlog, het bewind aanvaardde, vond hij al spoedig in Milutine een minister, die zich met hart en ziel op dit vraagstuk toelegde, en er in 1861 mee gereed kwam. Toch heeft deze uiterst gewichtige maatregel weinig anders dan teleurstelling gebracht. De Russische boer had in zijn hoog-ideale opvatting gedroomd van het plotseling intreden van een aardschen gelukstaat, door ruim bezit van land, en zulks onder het genot van de grootst denkbare vrijheid. Wat daarentegen het emancipatie-besluit hem bracht, was heel iets anders. Nominaal werd de boer na twee jaren vrij, maar het land dat zijn eigendom zou worden, was eer nog iets kleiner dan grooter, dan 't land dat hij steeds in eigen gebruik had gehad; en dat land kreeg hij niet ten geschenke, maar moest hij koopen, en de koopprijs moest in 49 jaren worden afbetaald. Eerst in 1910 kan dit zijn afgeloopen. Bij al de lasten, waaraan de boer toch reeds onderworpen was, ging hierdoor bijna 50% van zijn jaarlijksch inkomen weg; wel te verstaan, 50% niet alleen van de opbrengst van zijn land, maar ook van wat hij in daghuur verdiende of de vrouw door huisindustrie won. Wel maakte de Staat den koop van 't land gemakkelijk door ⅘ van den koopprijs voor te schieten, tegen 6% voor annuïteit en rente, maar de jaarlijks te betalen som liep boven de kracht van den Moejik. Voor verbetering van 't land kon daarom niets gedaan worden. Van 't vee werd al meer verkocht om te kunnen leenen, ten einde koopschuld en belasting te betalen, en waar ook zoo nog geld te kort schoot, zag de Moejik, of beter gezegd de Mir van Moejiks, zich bij misgewas of anderen tegenslag genoodzaakt in de handen van den koelak te vallen. Gelukkig dat verkoop van
| |
| |
het toegewezen land verboden was, anders zou ongetwijfeld na weinig jaren het meeste boerenland in handen van den kapitalist zijn overgegaan. Maar ook al was dàt gevaar afgewend, wie in handen van den koelak viel, was het kind van de rekening. Deze koelaks waren een soort kleine renteniers, die in het dorp zelf woonden en in het bezit van althans kleine sommen gereed geld waren gekomen. Doch juist zulke kleine kapitalisten zijn meestal uitgestudeerde woekeraars, en de koelaks deden in wreedheid van uitzuigen voor niemand onder; en daarbij waren ze sluw genoeg om eenigszins grootere sommen nooit aan den enkelen boer, maar steeds alleen aan de Mir te leenen. Zoo waren de boeren van Bashkir in den winter van 1879 om geld verlegen, en gaven daarom graan in pand, tegen voor elk pud (40 pond) 20 kopeken; doch in den herfst kregen ze hun pud terug tegen betaling van 12 roebel 20 kopeken per pond, makende alzoo een interest van 500% over een tijdvak van 8 maanden. Soms klom de woeker nog hooger. Volgens de Golos, no. 113, 1882, zou in de dorpen Usman en Karmely, zekere koelak, genaamd Rvanzeff, er zelfs in geslaagd zijn, voor een geleende som van 1019 roebels terugbetaling te bedingen van 20.895 roebels. Bij de boeren op de domeingronden was de toestand veel beter, en ook de lieden die in persoonlijken dienst waren geweest, en nu vrije knechten en dienstboden waren geworden, verkeerden in meer gewenschten toestand; maar de eigenlijke landbevolking geraakte in al pijnlijker conditie, vooral toen in vier niet zoo ver uiteenliggende jaren misgewas in groote streken hongersnood veroorzaakte, en bij gestadige toeneming van de bevolking het landbezit al krapper werd. Niet alleen dus dat de boer zich niet gelukkiger gevoelde dan in zijn vroegeren staat van lijfeigenschap, maar hij begon zich af te vragen of hij als lijfeigene er niet wèl zoo gelukkig aan toe was geweest, en dat te meer wijl de
landheer, die vroeger zijn natuurlijke beschermer was, hem thans aan zijn lot overliet; iets waarvan niet alleen de woekeraar, maar ook de politie en lagere bureaucratie-ambtenaren vaak stuitend misbruik maakten. Schoone idealen van toekomstig geluk had men hem voorgespiegeld, hij had zich daarin gedroomd, en als door een wonder van Boven de intrede van een paradijstoestand tegemoet gezien, - en zóó bitter was zijn teleurstelling.
| |
| |
Daarbij kwam een politieke teleurstelling. Dank zij het leven in de Mir is de Russische boer gewend aan een ver zich uitstrekkende collectieve autonomie, en deze autonomie bezat een cantonnaal of districtsorgaan in de dusgenaamde Volost. Deze Volost is een raad, die bekleed is met zekere administratieve bevoegdheden, en zijn gezag uitstrekt over meerdere dorpen. Hij bestaat uit afgevaardigden van deze verschillende dorpen. Deze kiezen een hoofd, de Volostnoy Starsina, en het bestaan van dezen Raad, die ook politie uitoefende, schonk aan het Boerenleven, in verband met de Mir, zeker gevoel van zelfstandigheid. In 1890 nu heeft de vorige Keizer ook dit recht ingekort door de instelling van districtsgouverneurs, die als rechtstreeksche regeeringsorganen toezicht op de dorpen en op de Volost uitoefenen, en feitelijk de macht van de Volost breken. En zeker had de instelling van de Zemstvo hiervoor vergoeding kunnen schenken, maar ook deze gaf niet wat ze scheen te beloven.
De Zemstvo's werden door Alexander II in 1864 als een soort Provinciale Staten in 34 gouvernementen ingevoerd. Drie kiescolleges werden voor de verkiezing van deze Zemstvo's aangewezen: 1o. van de landbezitters, 2o. van de bevolking der steden, 3o. van de plattelandsgemeenten. Hun werkkring zou administratief-oeconomisch zijn. En metterdaad, had men aan deze Zemstvo's eenige vrije ontwikkeling gegund, dan zouden ze evenals de tegelijkertijd in de groote steden gevestigde Douma's, een uitgangspunt voor het verkrijgen van een beteren politieken toestand zijn geweest; doch hiervoor was hun instelling op te bekrompen voet genomen, hun bevoegdheid te beperkt, en is te spoedig, reeds in 1890, die reeds zoo kleine bevoegdheid nog te ernstig gefnuikt. De census was zoo hoog genomen, dat b.v. te Petersburg op een bevolking van een millioen slechts een 20.000 inwoners het kiesrecht ontvingen, en dan waren deze 20.000 nog zóó ingedeeld, dat 261 kiezers in de eerste, 177 in de tweede en 19.000 in de derde klasse, een gelijk aantal leden in de stedelijke Douma kozen. Twee derden der leden werden alzoo gekozen door 1038 kiezers, terwijl de overige 19.000 kiezers slechts één derde der leden hadden aan te wijzen. Voor de provinciale Zemstvo's zijn de verhoudingen iets beter, maar bij de Zemstvo's stuitte men op de controleerende bevoegdheid van den Gouverneur, die zóó ver ging, dat hij elk besluit van de Zemstvo kon vernietigen, terwijl bovendien
| |
| |
allerlei gedetailleerde wettelijke bepalingen de Zemstvo aan banden leggen, en schier op elk verzoek van de Zemstvo te Petersburg afwijzend werd beschikt. Toen nu in 1890 ook het kiescollege voor de boeren bij de verkiezing van de Zemstvo's werd opgeheven, en de Gouverneur de macht ontving, om de boerenvertegenwoordigers eigenmachtig aan te stellen, voelde ieder dat de hooge verwachtingen, die men aanvankelijk op de instelling van deze Provinciale Staten en de stedelijke Douma's gevestigd had, moest worden opgegeven. Aanvankelijk had men zich zelfs voorgesteld, dat uit deze Provinciale Zemstvo's door delegatie een land-Douma voor heel het Rijk zou zijn te vormen geweest, en reeds wees ik er op hoe Minister Goremykin voor dit denkbeeld, althans in beginsel, gewonnen was; maar tevens bleek hoe zelfs een zoo schrander man als Witte hiertegen openlijk in verzet kwam. Hij achtte dat de Provinciale Zemstvo's, in haar huidige formatie, voor zulk een delegatie ongeschikt zijn, en oordeelde dat men het Russische Rijk niet aan de proefneming van zulk een vertegenwoordigend Rijkscollege moest wagen. De tegenstrijdigheid waarop men hier stuit, is, dat eenerzijds de inrichting van het Russische leven in de Mir, en nog sterker onder de Kozakken, zeer autonoom is, en bijna democratisch is ingericht, maar dat in de concentratie van het Rijk de meest volstrekte autocratie heerscht. Tusschen dit autonome leven beneden en die autocratische macht van boven een organischen band te leggen, is bijna onmogelijk. Laat men het autonome leven uit de onderste lagen van het Russische volksleven naar boven doorwerken, dan spat de autocratie, maar daarmee ook het Russische Rijk uiteen. En laat men omgekeerd de autocratie dieper naar beneden doordringen, dan is het met alle autonome leven omlaag gedaan. Hiermede is allerminst gezegd, dat het Rijksgouvernement niet allerlei maatregelen nam om den socialen toestand te verbeteren. Het tegendeel is waar. De invoering
van het alcohol-monopolie heeft voor het keeren van het alcoholistisch gevaar uitnemend gewerkt. Bij Ukase van Juni 1882 is het hoofdgeld afgeschaft, wat vooral aan de boeren een aanmerkelijke verlichting van lasten gaf. De vrouwen- en kinderarbeid is door de wet beperkt. In 1892 werd een wet uitgevaardigd om de plunder-woede der kolaks aan banden te leggen. En vooral Witte's beleid als minister van financiën gaf verademing op geldelijk gebied. Credietbanken werden ook ten
| |
| |
platten lande opgericht, en bij misgewas kwam het gouvernement de lijdende bevolking te hulp. Maar dit alles kon niet baten, om den onrustig geworden Moejik zijn socialen vrede te hergeven. Zijn opgewekte verwachting was te hoog gespannen geweest. De teleurstelling die de emancipatie hem bracht, was te hard, te bitter. In sommige, bijzonder geteisterde streken zag hij geen uitkomst meer. De nood steeg aldoor hooger. En hierdoor in wanhoop vervallen, sloeg hij in enkele gewesten reeds tot een ruwe Jacquerie over, die voor geen gruwel terugdeinsde.
Van inlijving in de revolutionaire groep was intusschen voor den Russischen boer nog geen sprake. Wat hij najoeg was redding uit zijn sociale ellende en beveiliging van zijn persoonlijke vrijheid tegen de willekeur der lagere beambten, maar aan een algemeen politiek program dacht hij niet. Daarvoor leefde hij te geïsoleerd en was hij te veel opgesloten in eigen kring. De Tsaar, niet hij, had voor het Rijk te zorgen. Maar anders werd dit, toen ook in Rusland de theorieën van Marx begonnen door te dringen, en de socialistische idealen hem werden aangeprezen. Het communale leven in de Mir bood voor dit socialistisch ideaal in het oogspringende aanknopingspunten. Soms scheen het, of de socialistische ideaalstaat niet anders zijn zou dan het stelsel van de Mir op heel het Rijk toegepast. Dit is wel onjuist, want de communale gemeenschap ligt veel meer op den weg van het anarchisme; maar voor zulke onderscheidingen is de boer nog onvatbaar, en hierop speculeerende, weet de socialistische propaganda ook in de izbâs veld te winnen. Ieder die den Moejik maar belooft, dat hij als deelgenoot in de Mir over meer land zal kunnen beschikken, over meer land waarvoor hij niet behoeft te betalen, en die hem zijn vrije autonomie in het Mir-leven waarborgt, vindt in hem een willig werktuig voor zijn revolutionaire plannen. Dit is uiteraard niet zóó te verstaan, alsof de geheele boerenstand in zulk een spanning verkeerde. Veeleer mag aangenomen, dat de overgroote meerderheid nog bij zijn oude trouw aan den Tsaar volhardt. Maar in de streken waar de tegenspoed voor den Moejik te hoog klom, en, gelijk ook nu weer, hongersnood niet alleen voor de deur staat, maar door die deur reeds binnensloop, is de neiging tot gevaarlijke Jacquerie beslist aanwezig, en vindt de revolutionaire propaganda een vruchtbaren bodem.
| |
| |
Hoe klein dan ook de eigenlijke terroristische groep is, zij wordt door warme sympathie gedragen, deels bij de industrieele arbeiders in de steden, deels bij de studenten en gymnasiasten, en thans ook bij een deel der boerenbevolking. Altoos zoo echter, dat de overgroote massa der bevolking beslist tegen de revolutionairen overstaat, en, had ze maar de handen vrij en was ze goed gewapend, niets liever zou doen, dan aan het terrorisme eens voor goed een einde maken. Lijnrecht tegenover de revolutionairen staan de oud-Moscovitische groep en de Panslavisten die, door wijlen Graaf Ignatief krachtiger georganiseerd, vooral in de groote Slavische Weldadigheidsinstellingen het middenpunt van hun werkzaamheid vinden. Deze groep dankt haar opkomst aan de periode der Romantiek, beschouwt de invoering van westersche zeden door Peter den Groote en zijn volgelingen als de oorzaak van al den ramspoed die Rusland overkomen is, en wil in de nationaal-historische karaktertrekken van het Russische volk de bezielende kracht vinden, die Rusland op eigen wortel tot nieuw leven zal doen opgroeien. Tusschen de revolutionairen en deze nationale Panslavisten staan dan de Zapadniki of Occidentalisten in, die vertegenwoordigen wat wij een liberale partij zouden noemen, en die het eenig heil voor Rusland zien in nabootsing van de politieke ontwikkeling van westersch Europa. En tegenover deze drie politieke groepen van de Panslavisten, de Occidentalisten en de Terroristen staat dan het autocratisch Gouvernement met zijn bureaucratie, politie en leger. Soms nadert deze autocratie meer de nationaal-panslavistische denkbeelden gelijk onder Tsaar Nicolaas I, dan weder begeeft zij zich meer op de lijn der Occidentalisten gelijk onder Alexander II, en dan weer slaat ze een middenweg in, gelijk onder den tegenwoordigen Keizer. Doch juist dit weifelen en veranderen verzwakt haar kracht, terwijl onder de staatslieden, die op den voorgrond treden, de mannen van den eersten rang zeldzamer worden, en
zelfs een man als Witte al spoedig het wanhopende van zijn poging inzag. Die verzwakking van het autocratisch bestuur had noodzakelijk tengevolge, dat de bureaucratie in Rusland zeer donkere plekken begon te vertoonen, niet alleen op civiel en publiek-rechtelijk terrein, maar ook bij vloot en leger. Misbruik van macht en belustheid op ongeoorloofde geldelijke voordeelen zijn van elk autocratisch beheer steeds onafscheidelijk; maar zoolang de geest
| |
| |
van boven krachtig doorwerkt en de keuze voor de hoogste ambten op de juiste personen valt, neemt dit kwaad geen verontrustende afmetingen aan. Doch dit kwaad treedt wel in, zoodra de teugel van boven verslapt en de keuze keer op keer gunstelingen verheft en de degelijke krachten op zij zet. Dan toch vreet een booze kanker door alle geledingen heen, de ambtelijke conscientie verzwakt, het hoog gevoel van plicht laat af, men houdt op, zich voor allerlei verkeerde praktijken te schamen, en de lagere beambte, wetende en ziende hoe zijn superieuren hem voorgaan, wordt een plaag voor het volk. Dat dit nog volstrekt niet op de geheele Russische bureaucratie van toepassing is, blijkt genoegzaam uit de zelfopoffering, waarmee nog steeds lieden van karakter zich beschikbaar stellen voor posten waarin ze vooruit weten, dat de sluipmoord hen opwacht, en niet minder uit de zedelijke kracht, waarmee in verreweg de meeste plaatsen de revolutionaire woeling is weerstaan en onderdrukt. Maar de voor Rusland zoo pijnlijke afloop van den oorlog met Japan en, zoowel wat naar aanleiding hiervan aan het licht trad als hetgeen er voor de binnenlandsche toestanden uit voortvloeide, heeft dan toch aan heel de wereld getoond, dat de kanker wel terdege aanwezig is, en dat zelfs zeer krachtig moet worden doorgetast, zal tot in de hoogste kringen het ingeslopen kwaad bezworen worden.
Toch zij men hierbij voor overdreven voorstellingen op zijn hoede. Japan was in Oost-Azië veel sterker dan Rusland. Op voet van vrede onderhield Japan een actief leger van 173.699 man, met een reserve van 204.109 man, en dan nog een reserve van recruten van 161.547 man; saam alzoo ruim 500.000 man. Japan was vlak bij huis, was spoedig meester van de zee, en kon alzoo in Mandchoerië alles aanvoeren wat het noodig had, terwijl Rusland in het Amoergebied slechts over een betrekkelijk kleine macht beschikte, en wat ter aanvulling van deze kleine macht noodig was, door heel Azië over een spoor met enkele rails moest aanvoeren, en dan nog bij het Baikalmeer met zijn spoorlinie niet gereed was. Al kan dan ook de onvoorzichtigheid van den vice-koning Alexajeff niet ernstig genoeg gegispt worden, om onder zulke omstandigheden het op een oorlog te laten aankomen, de afloop zelf van dien oorlog kon hem die de
| |
| |
toestanden en verhoudingen kende, niet verbazen, zoodra het eenmaal aan Admiraal Togo gelukt was de Russische vloot in Port-Arthur op te sluiten. En wat de binnenlandsche woelingen en excessen betreft, verlieze men niet uit het oog, dat de berichtgevers opzettelijk de feiten steeds donkerder kleurden dan ze zich toedroegen; dat deze feiten in hoofdzaak op de niet-Russische gewesten in het Westen betrekking hadden, en dan nog bijna uitsluitend op de stedelijke bevolking die slechts 14% van het geheel vertegenwoordigt. Toen ik dan ook in de bladen uit het Westen van Europa las, hoe men zich den toestand in Odessa en Sebastopol voorstelde, en daarmee zelf den feitelijken toestand vergelijken kon, leed het voor mij geen twijfel of men stond voor schromelijke overdrijving. Eerst als men Frankrijk, Italië, Duitschland, Denemarken, Zweden en Noorwegen bij elkaar neemt, krijgt men een bevolkingscomplex, dat met de bevolking van Rusland overeenkomt. Telde men nu dagelijks op, wat er in deze zes landen dag aan dag aan misdaden voorvalt, en zette men dit alles in breede lijst bijeen, dan zou dit normale gegeven reeds een geheel ander licht op de Russische gruwelen werpen. Bovendien, de machtsontwikkeling van Rusland, en de niet minder sterke vooruitgang van zijn welvaart in de laatste halve eeuw onder de leiding van het autocratisch beheer, zou eenvoudig ondenkbaar zijn geweest, indien de autocratie in het bureaucratisch en militair bestuur innerlijk geheel verrot ware geweest. De veroveringen van Rusland, van Merv op de grens van Afghanistan, tot Wladiwostok, grenzen aan het fabelachtige, en over de 145 millioen der bevolking genomen, zijn het 76 millioen Russen die 70 millioen ingezetenen van andere nationaliteit in bedwang houden, ongerekend nog de machtige invloed, dien Rusland zich in Perzië wist te verzekeren. Vooral met het oog op de onmetelijke uitgestrektheid van het Rijk moet hierin wel een oorzaak van zwakheid voor den Russischen stam
liggen, temeer, nu zijn westergrens bijna geheel uit Polen, Duitschers, Letten en Finnen bestaat. Hoe groot ook het assimilatievermogen van het Russische volk zij, het kon in zoo korten tijd deze menschenmassa van 70 millioen niet in zijn eigen volkslichaam inlijven. Ook de Caucasus bleef bij den krijgszuchtigen aard van zijn bewoners steeds een precair bezit. Maar vooral in Azië is de Russificeering dan toch zoo ongelooflijk snel doorgegaan, dat men uit het hart van Azië bijna van geen verzet
| |
| |
meer hoort, en de opbloeiïng dezer streken niet weinig Ruslands roem en macht verhoogt. Daarbij toont de sterke toeneming der bevolking, dat er ongemeene kracht in het volksleven schuilt. Al staat het sterftecijfer, als uitvloeisel van de uiterst gebrekkige hygiènische toestanden, nu nog op het zeer hooge cijfer van 35.1 op de 1000 inwoners, waar het bij ons reeds op 15.9 gedaald is, hier staat tegenover, dat het geboortepercentage voor Rusland zich op 48.8 per duizend staande hield, terwijl het bij ons op 31.4 daalde. Ook voor den zedelijken toestand pleit het, dat het aantal onwettige geboorten niet hooger klom dan 1.8% in totaal, wat bij ons in 1904 2.22 was. Een volk dat jaarlijks nog met ruim 2 millioen in aantal stijgt, toont wel innerlijke veerkracht te bezitten, vooral waar dit cijfer nog elk jaar naar boven gaat. Wel staat hier voor de landverhuizing een zwak cijfer tegenover, dat in geen jaar boven de 75000 klom, maar dit verklaart zich gereedelijk uit de groote uitgestrektheid van het Rijk, waarin nog altoos geheele streken niet dan zeer dun bewoond zijn. De verhuizing naar Azië nam dan ook sterk toe, en bedroeg in 1900 volgens officieele opgave reeds 140.000, vooral naar Siberië, waar de landbouw zich zoo ongemeen ontwikkelt, dat nu reeds de Siberische boter op de Londensche markt, in ijswagens naar Hamburg en van daar over zee vervoerd, goede prijzen bedingt. Voor de algemeene welvaart is het teekenend, dat de graanuitvoer van 17 millioen pud in 1866, in 1901 reeds tot 466 millioen pud gestegen was. Het aantal fabrieken klom van 17.236 in 1888 tot bijna 40.000 in 1897. Ook het mijnwezen maakt zoo snelle vorderingen, dat nu reeds op een productie van bij de 200 millioen roebels per jaar te rekenen valt. Aan naphta alleen werd uitgevoerd ruim 93 millioen pud. De totaaluitvoer steeg in 1901 tot 758 millioen roebels, de invoer tot 645 millioen, het nationale inkomen is door Tikhomirov berekend op 3.740 millioen
roebels. De toeneming der Staatsinkomsten hield met deze vermeerdering van welvaart gelijken tred. Bij den aanvang der vorige eeuw stond het budget op 80 millioen, in één eeuw is het van 80 tot 1900 millioen roebels gestegen. Ruim 1350 millioen van de 6½ en 4½% schuld kon van 1889-1893 in 4% schuld geconverteerd worden, en zelfs thans, te midden der troebelen, toonen de maandelijksche staten nog een gestadige stijging. Veel vreemd kapitaal moest natuurlijk naar Rusland gelokt, om de on- | |
| |
metelijke hulpbronnen van het Rijk tot ontwikkeling te brengen, maar toch bedroeg op het budget van 1903, hetgeen aan schuld te betalen was, slechts 290 miljoen roebel, wat, pro rato, voor de bevolking van Nederland met 10.5 miljoen gelijk zou staan, terwijl wij in 1906 nog ruim 30 miljoen hadden te betalen. Iets waarbij men niet uit het oog verlieze, dat vooral de aanleg van het spoorwezen in Rusland ongelooflijke sommen verslonden heeft. In Europa en Azië saam bezit Rusland thans omstreeks 60.000 kilometer spoorweg; waarvan de overwegend grootere helft staatsspoor is. Door de dun bevolkte streken bleef de opbrengst van deze spoorwegen verre beneden de opbrengst in west-Europa, terwijl de lange trajecten voor het vervoer in het koude klimaat aan het rollend materiaal zeer hooge eischen stelden. Vergelijk hiermee nu, wat de veel sterker bedorven autocratieën in Azië de laatste eeuw van het rijke Aziatische land gemaakt hebben, en ge gevoelt terstond, hoe zulk een ontwikkeling van kracht en welvaart als Rusland in zoo korte periode bereikte, nimmer mogelijk zou zijn geweest, indien de bureaucratie, die tot dit alles den stoot gaf, niet ook over gezonde krachten had kunnen beschikken. De energieke volharding waarmede de spoorwegen zijn aangelegd, waren voor de Russische ontwikkeling in dit zoo breed uitgestrekte Rijk uiteraard van nog hooger beteekenis, dan in de westersche landen; maar vergeten mag niet,
dat juist daardoor in het spoorwezen voor Rusland veel grooter gevaar bij spoorwegstaking school. Nog tijdens de jongste staking was Zuid-Rusland feitelijk wekenlang van het centrum en het noorden des lands afgesneden, en de troepen die tot herstel van de orde den landweg moesten inslaan, kwamen, bij de onafzienbare afstanden, natuurlijk te laat. Toch is de Regeering ook deze moeilijkheid te boven gekomen, en toen de afgetreden Doumaleden in hun manifest van Helsingfors heel het volk opriepen, om belasting-betaling te weigeren, en hun zoons niet meer voor de recruteering te laten opkomen, heeft, op zeer enkele uitzonderingen na, het volk op dit manifest geantwoord, door de Rijksinkomsten nog te verbeteren, en het contingent voor het jaar voltallig te maken.
Zij die wanen, dat de bureaucratie haar rol in Rusland heeft uitgespeeld, vergissen zich dan ook ten eenenmale. Een volk van 145 millioen inwoners over twee werelddeelen uitgespreid, en met meer dan honderd verschillende nationaliteiten, zonder historische ontwikke- | |
| |
ling of politieke rijpheid, leent zich niet voor een parlementairen regeeringsvorm, gelijk die in onze westersche landen bestaat. De kleine groep, die in Rusland hierheen stuurt, bestaat uit idealisten, die zich inbeelden als met een tooverslag heel den volkstoestand te kunnen omzetten. Leroy Beaulieu zegt 't zoo terecht: het zijn al te gader ‘illusionistes qui se flattent de résoudre les problèmes qui s'agitent stérilement chez nous et croient avoir le secret de la régénération sociale et politique de l'Europe et du monde Chrétien’ (L'empire du Tsar, I. p. 95). De eerste Douma bevestigde dit oordeel, en van tweeën één staat te gebeuren: of de Regeering zal, evenals in de zuidelijke landen van Europa, de verkiezingen maken, en zoo tenslotte een Douma krijgen, waarmee ze werken kan, òf wel het manifest van den Tsaar in October 1905 zal blijken te ver te zijn gegaan. Allicht had verdere ontwikkeling der provinciale Zemstvo's Rusland verder gebracht, zoo men Goremykin's plan had kunnen doorzetten om uit deze provinciale Zemstvo's een Zemstvo Sabor te laten delegeeren. Witte ontried dit, en aan zijn oordeel is natuurlijk waarde te hechten; maar zal een Rijks-vertegenwoordiging bereikbaar blijken, dan zal men toch op de echt-nationale gedachte der Zemstvo's moeten teruggaan, om het eigenlijke volk te doen representeeren. Gelijk het nu in de eerste Douma ging, kreeg men enkel Doumaleden uit de kleine revolutionaire groep en uit verschillende fractiën van het Occidentalisme, die saam nog niet één tiende van het Russische volk vertegenwoordigen. Het Terrorisme is door
geen amnestie te bezweren. De Terroristen beloven wel, gelijk in hun adres aan den Tsaar van 10 (23) Maart 1881, dat ze van alle geweld zullen afzien, indien hun eischen worden ingewilligd, en ze stellen dan als eisch 1o. een verantwoordelijk ministerie; 2o. een parlement door het algemeen stemrecht gekozen, en 3o. volledige vrijheid van gedachtenuiting in de pers en in de vergaderingen; maar nauwelijks zou dit stel eischen zijn ingewilligd, of nieuwe eischen zouden opdoemen, die opnieuw door gewelddaden zouden worden afgedwongen, en hun einddoel blijft toch altoos, aan te sturen op de groote Russische republiek, met oeconomische gelijkheid van bezit. Het Terrorisme is de actie van een staat in den staat, die aan de Regeering den oorlog verklaart, en waartegenover de Regeering niet anders dan à la guerre comme à la guerre kan optreden.
| |
| |
Het agrarische vraagstuk staat hier geheel buiten, al trekken de revolutionairen er overal partij van, om ook het platteland onrustig te maken. Is eenmaal de afkoopsom door de vroegere lijfeigenen betaald, en wordt, gelijk thans de Regeering voorstelt, opnieuw land ter beschikking van de boeren gesteld, dan zal het agrarische vraagstuk in Rusland zijn eigenaardige oplossing vinden; en zoo aan verbod van landverkoop èn door de Regeering èn door de Mir-gemeenschap onder de boeren zelven wordt vastgehouden, zal Rusland voor den vloek van een landelijk proletariaat bewaard blijven. Evenmin wordt het groote politieke vraagstuk beheerscht door Polen, Finland en de Joden. Op de Joodsche quaestie kom ik later terug. Finland levert voor Rusland geen gevaar op, mits het zijn autonomie volledig herkrijge; en Polen zal voor Rusland een blok aan het been blijven, waarvan het minder last heeft nu de alliantie met Frankrijk de Poolsche emigranten te Parijs in toom houdt, maar dat bij andere internationale constellatie opnieuw gevaar kan opleveren. Doch al deze vraagstukken zijn van geheel anderen aard dan het publiek probleem tusschen het Tsarisme en de revolutionairen. Het zijn vraagstukken, die bij elke woeling steun aan de revolutionairen verleenen, maar door een geheel verschillend motief verzet tegen het Russisch bewind wekken. Men kan er zich dan ook op voorbereiden, dat al komt er zekere parlementaire vertegenwoordiging tot stand, deze geen anderen dienst zal kunnen bewijzen dan van zekere contrôle-oefening op het finantieel beheer; een contrôle die toch zal moeten gevonden worden, zij het ook op andere wijze. Maar hoofdzaak is en zal blijven wat de Franschen noemen, l'assainissement de la bureaucratie; want wat men ook wijzige, nog lange jaren zal de bureaucratie, het groote instrument blijven, dat de levensbewegingen van het uitgestrekte Rijk leidt. Op zich zelf is het ook volstrekt niet ondenkbaar, dat zulk een
bureaucratische hierarchie op breed terrein uitstekend werkt. Men ziet het bij de groote legers van onze groote mogendheden, die millioenen personen omvatten, en streng bureaucratisch beheerd worden. Men ziet het evenzoo aan de rechterlijke macht, die haar contrôle alleen in eigen boezem bezit, en die over de belangen van partijen of aangeklaagden, alleen aan de wet gebonden, in volmacht beschikt. Zinkt daarentegen òf de contrôle òf de degelijkheid van karakter bij wie de macht uitoefenen, dan wordt het beste leger gedesorganiseerd,
| |
| |
en de rechtspraak een bespotting van het recht; een kwaad dat reeds bij het onde Israël door de profeten met zoo diepe verontwaardiging gegeeseld werd. Staande voor het gevaar van naar zulk een toestand af te glijden, moet Rusland daarom in zijn beambten-systeem met kracht de benoeming van gunstelingen en het nepotisme uitbannen, en een strenge hierarchische contrôle, met een administratieve rechtspraak van deugdelijk gehalte, invoeren. Vooral echter zal 't aankomen op de verheffing van het zedelijk leven. Te ontkennen valt niet, dat het occidentalisme uit het Westen ook het atheïsme en scepticisme, en daarmee de losse zeden uit Frankrijk naar de meer verlichte kringen in Rusland heeft overgebracht, en dat spel en drankzucht op dezen losgewoelden bodem der moraliteit welig bloeien. Blijft dit kwaad toenemen, dan zal steeds minder deugdelijk personeel voor de ambtenaarsbenoemingen beschikbaar zijn. Maar slaagt men er in, oud-Russische degelijkheid ook in de zedelijke atmosfeer terug te brengen, dan zal het bederf ook in de lagere ambtenaarsklasse gestuit worden, en de behandeling van het volk veel beter dan nu aan de eischen van recht en billijkheid kunnen beantwoorden. Er heerscht thans nog veel te veel een inbeelding van eigen hoogere ontwikkeling, die uit het Westen overgenomen, met minachting op de boerenbevolking doet neerzien, en juist die minachting maakt den bureaucraat tot tyran. Geheel ten onrechte heeft men dan ook de jongste gebeurtenissen in Rusland vergeleken met wat in Frankrijk plaats greep in de jaren der Fransche Revolutie. De occidentalisten nemen hiervan wel den schijn aan, en pogen het dien kant uit te leiden, maar de toestanden zijn geheel verschillend. In Rusland golft de revolutionaire woeling alleen in de oppervlakte, maar daaronder zet het nationale Russische leven, naar eigen aard, zijn socialen gang voort. Van een krachtig opwakend individualisme, als waarin de Fransche Revolutie haar kracht vond, is in
Rusland geen sprake. De nationale religie, die in de 18e eeuw in Frankrijk geheel ondermijnd was, is in Rusland nog een machtige factor. De bojarenstand verspeelde zijn invloed. En in plaats van in een toestand van verval te verkeeren, ging Rusland de laatste halve eeuw oeconomisch met reuzenschreden vooruit. Het is zoo, Rusland heeft zijn kracht overschat. Het heeft gewaand de absorptie van de niet-Russen en de niet-orthodoxe elementen met
| |
| |
dwang te kunnen doorzetten, en boet dit thans door den heftigen weerstand, waarop het stuit in Finland, Lithauen en Polen, bij de Joden en bij de secten. Maar de kern van het Russische volk heeft hierdoor niet geleden. Dit blijft een machtig levenscentrum van ongemeene kracht vertegenwoordigen, en als de geweldige gisting, die thans het Rijk in onrust houdt, zij het ook na nog banger worsteling, zal hebben uitgewoed, en het leven zijn normalen gang zal kunnen hernemen, zal Rusland, dat zijn loop eigenlijk nog pas begint, ongetwijfeld zijn volle beteekenis zoo voor Europa als voor Azië herwinnen. Het zal niet, door het verzetten van den wissel, op ons westersch spoor overgaan, noch ook terugglijden op de baan van het Aziatische leven, maar tusschen die beide in een eigen positie bewaren, en een hooger nationaal bestaan ontwikkelen, dat wel niet beantwoorden zal aan den eisch van onze westersche theorieën, maar in feiten toonen zal, hoe er nog een andere levensvorm mogelijk is, die, onder geheel ander gestarnte, een eigen oplossing brengen zal voor de groote nationale, politieke, en oeconomische problemen. Rusland zal niet westersch worden, maar zijn nationale idiosyncrasie zal triomfeeren.
25 Februari 1907.
|
|