Letterbak. Moeles van de sjalevaeger
(1999)–Wim Kuipers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
entre chien et loup. Leerboekjes met het idioom van een (andere) taal waarschuwen daarom voor valkuilen. Een pijnlijke vergissing maakten twee al wat bedaagde dames uit Haelen. Ze waren daar uit noordelijker streken neergestreken (Twente meen ik), en wilden alles weten van de Limburgse cultuur. Hoorden ze een onbekend mooi woord, het werd onmiddellijk genoteerd. Prachtig vonden ze het woord klits: drop in Midden-Limburg. Ooit uit het (vulgair) Latijn gekomen en in allerlei vormen bekend. Van Maastrichts krisseke tot Gronings lekkeris (vergelijk Duits Lakritz). Dat klits heeft geen meervoud, zoals ook woorden als mael of módder (ook toter) geen meervoud hebben. Wat gebeurde nu? Op een zomerdag die even prachtig was als het woord klits togen ze naar Roermond. Op de fits. Kop koffie, taartje, en eentje stelde voor wat drop te kopen voor onderweg. Grote verbazing toen de winkelier zijn lachen niet in kon houden bij de bestelling: een pond klitsen graag. Dropjes heten klitsketjes, klitse is een wat netter woord voor kloten. Bestaat daar trouwens een enkelvoud van? Kun je zeggen: ich höb pien aan miene linke(r) klits? Ik hoop hiermee iets duidelijker gemaakt te hebben wat idioom is, en dat het hoog tijd wordt dat allerlei regionale verschillen vergeten worden en we komen tot één algemeen (geschreven) Limburgs. |
|