Chottegot me hat
Op de eerste plaats dient er een duidelijke en uniforme spelling te komen. Dat is een eis voor een echte taal. Binnen het hedendaagse Nederlands zijn er behoorlijk grote verschillen in uitspraak (en die lijken nog groter te worden), maar niemand krijgt het in zijn hoofd die te schrijven. Iemand die kaike of kaeke zegt, schrijft toch kijken. Wielrenner Erik Dekker zei na een tijdrit tegen een radioverslaggever dat hij te had van stad was gegaan. Niemand komt op het idee die woorden zo te schrijven, noch kot (kort) of Chot, met een t gezien de verzuchting Chottechot.
En op de televisie hoor je in negen van de tien gevallen fedder, als er verder bedoeld wordt. Tussen haakjes: fedder is de tegenwoordige tijd enkelvoud van het Limburgse woord feddere: hard rennen. Andere opmerking: het Nederlands is nauwelijks anderhalve eeuw een eenheidstaal. Dan heb ik het vooral over de spelling. De (Gelderse) dichter Staring (1767-1840) schreef digt, vlugten en klagt.
Hij werd desondanks prima begrepen. Als je echter een woordenboek maakt, dan is het handig om tot duidelijke afspraken over de spelling te komen. De man die met het onlangs eerst voltooide Woordenboek Nederlandsche Taal begon, Matthias de Vries (1820-1892), ontwierp daarvoor een eenvormige spelling. Verreweg de meeste regels die hij opstelde gelden nog steeds. Met zijn woordenboek en spelling wilde hij tevens aantonen dat het Nederlands een volwaardige taal was, even volwaardig als het Frans. Een uniforme, algemeen geaccepteerde spelling geeft een taal status. Als we nog niet weten hoe we oos Taal spellen, waar hebben we het dan over? En moeten we dan de rest van het vaderland - zeg maar de Hollanders - verwijten dat ze geen idee hebben van wat het Limburgs is?