Jo Daan hekelt daarom de weigering om het vak taalkunde op school in te voeren. Nu hoort niemand op het vwo wat over ‘het Fries, de tweede officiële taal in Nederland’, laat staan over het Nedersaksisch en het Limburgs, die ‘onder het Europese Handvest voor regionale talen en minderheidstalen erkend zijn als regionale taal.’
Onkunde dus. De meeste (vrees ik) randstedelingen menen dat iemand die normaal Nederlands spreekt maar met een duidelijk zuidelijk accent, dat die Limburgs spreekt. Vlak na de oorlog -ik citeer nu het maandblad Maasland: ‘meende een in Haarlem geboren echtgenote van een minister dat een Limburger met wie ze in een gemoedelijk gesprek was, Limburgs sprak.’ De man sprak echter gewoon Nederlands, met een accent natuurlijk. Een halve eeuw later, eind 1998, zei het CDA-Limburg een eigen geluid te willen, meer zeggenschap binnen de partij. Nieuwslezeres H. Stoel teemde daarop dat Limburg iets eigens enzovoort wilde, waarbij ze een zeer zachte g liet horen in het woord Limburg (doen wij niet, alleen aan het begin van woorden), en de ei van het woord eigen oprekte tot een complete doos eieren. Zielig, maar wat geschiedde? Allerlei lieden meenden dat de nieuwslezeres Limburgs gesproken had.
Is dit nu zo belangrijk?
Natuurlijk. Vind ik.
Maar moet je daarvoor een eenheidstaal hebben? En welke eenheid? Menselijkerwijs gesproken wordt een algemeen Limburgs nooit meer een economische taal, waarin voorschriften verschijnen, wetten, een keur aan dagbladen. Het Nederlands zal het moeilijk genoeg krijgen. Mijn droom is een literaire taal, voor gedichten, liedjes, toneel en verhalen, een taal die schrijvers en tekstdichters laten fonkelen, ontwikkelen en vervolmaken.
Snel zal het woord kunsttaal vallen.
Verkeerd. Die eenheidstaal - noem nog maar even AGL - is