In allerlei streken echter worden de dagen na Driekoningen een hanesjrit of -schree langer: een schrede, stap van een haan. Nou kan ik wel roepen: wat heeft een tijdsduur met een stap te maken, hoe groot is een stap van anderhalve minuut, maar de uitdrukking is er, in Maastricht, Antwerpen en Noord-Limburg.
Volgens de allereerste Taalkalender van het Genootschap Onze Taal lengen de dagen in Maastricht met een haneschree, en dat zou betekenen: ‘de slakkengang waarmee een haan vooruitstapt.’ Fraai verzonnen. Want wie denkt er bij een haan aan een slakkengang?
Maar goed: we hebben een schree, een schrede misschien. Het woordenboek van Roermond verduidelijkt de hanesjre(i)j ook met hane(n)schrede. Ik heb daar nogal wat vraagtekens bij. Laten we in de bisschopsstad beginnen. Schrede heeft ongetwijfeld te maken met schrijden, maar is dat in het Limburgs sjreije, zoals gesuggereerd wordt? Ik blader verder, naar schrijden en zie daar: sjrieje staan. Lijkt me juist: bij zowat alle werkwoorden die in het Nederlands een ij hebben, zie je in het Limburgs de oorspronkelijke ie. Sjiene, griepe, noem maar op. Het woordenboek van Gronsveld heeft dan ook haonesjrie: zeer korte tijd, maar er staat ook als verklaring bij: korte afstand. We moeten aannemen dat dat sjrie van sjrieje komt (schrijden), maar dat woord vind ik niet. Wel sjriewe en sjriew: schreeuw.
Nou heb ik een verklaring dat de schrede een schreeuw kan zijn. In het Middelnederlands was sneeuw nog snee, Limburgs sjnee of sjnie. Er staat duidelijk sneebal, zonder (u)w. De dichter P.C. Hooft (zestiende eeuw) schreef dat zijn aanbedene armkens had soo wit als snee. De w is er later eerst bij gekomen, van een verbogen vorm. Hetzelfde verschijnsel is nog heel duidelijk te zien bij Zeeland en Zeeuw. Alleen: ik heb voor schreeuw geen schree kunnen vinden, maar helemaal onmogelijk is niet dat er desondanks (ooit, ergens) verwarring ontstaan is, en de kreet van de haan een stap geworden is, in de uitdrukking waar we het over hebben.