Sjtoekrenner
Eigen sportwoorden zal het Limburgs niet zo heel veel hebben. Daar is sport te jong voor. Ik ken wel klankaanpassingen, zoals de körner (corner). Maar hoe vind je er meer? Dat zal een moeizaam onderzoek zijn. Zelf herinner ik me (uit de tijd dat een overhemd sjporthumme heette) verkik. Ongetwijfeld freekick, een vrije trap, maar wij bedoelden vooral de overtreding: eine nutte verkik, met het negatieve ver- van vergrijp, vergissen en dus verkeerd.
Een duidelijk Limburgs woord is sjtoekrenner oftewel wielrenner. Het woordenboek van Sittard heeft sjtókrenner, en het zou ‘een stootsgewijs hard en langzaam fietsende renner’ zijn.
Ik laat die definitie voor wat ze is en wijs op dat stootsgewijs. Daar zullen we de betekenis van het woord sjtoeke of sjtókke moeten zoeken. Ik zie een verband met stoken in de (oudste) betekenis: door een duwende beweging op een bepaalde plaats brengen. Denk aan de bewegingen die je met een tandenstoker maakt, en zie dan de sjtoekrenner zwoegen. Bepaald geen soepel rouleur, maar iemand die stokkende bewegingen maakt, een stoemper zouden we nu zeggen.
Hoewel: een van de samenstellers van het woordenboek van Kerkrade beweert dat een sjtoekrenner genoemd is naar de Duitse autocoureur Hans Stuck, die in de jaren twintig razend populair was in de Oostelijke Mijnstreek. Wie de snelste op de fiets was, noemde zich naar die kei, meent hij.
Ik geloof dit niet, maar hier wreekt zich dat er zo weinig in het Limburgs geschreven is. Want zou je sjtoekrenner aantreffen voordat coureur Hans zijn eerste race gereden had, dan stond die meteen met motorpech langs de weg. Zag hij fitserenners en koertäörs voorbij zoeven.