Sjrabbelheks
Wie niets op de ribben had, baar gei geldj (bijna niets), moest dat bij mekaar schrapen: sjrabbele. Ik denk dat dit historisch hetzelfde woord is als (to) scrabble. Een vrouw die weduwe werd moest meestal sjrabbele om aan de kost te komen. Oneerbiedig werd ze wel eens een sjrabbelheks genoemd. Heks was niet zo negatief als in het Nederlands. Zo had je ook een jaagheks: een haastige vrouw. Haar mannelijke evenknie heette - hoe logisch misschien: jaagduvel.
Aardige uitdrukking nog, als iemand je een gulden terug wil geven die je voorgeschoten hebt of wat dan ook. ‘Laot toch zitte’, zeg je dan, waarop hij/zij zegt: ‘eder 't zient en de duvel nieks.’
Was je zo arm als de duivel, dan moest je soms schulden maken. Dan zei het volk: dae haet de vót vól sjout (schuld), of: dae zit in de sjout wie einen hóndj vól vleu (vlooien). Je was eine sjoutpóngel, en dat póngel was ook al niet positief: eine póngel (prul) is iets van geringe waarde.