en dan kwam er vaak nog achteraan, voor de grote longen:
dae dem baeter verdrage kan.
Naoberluuj kunnen vijanden zijn: waem de naober wilt kreite hilt hoonder en geite. Kreite is plagen, provoceren. Beetje gemeen: kinderen lekker maken, en dan toch niets geven. Kinderen die zich kreite, dat komt dicht bij ruzie maken. Sjei oet mit det gekreit.
Het woordenboek van Echt heeft daarom de fraaie uitdrukking: wiedeweg naobert good, vrij vertaald: van verre buren heb je geen last. Omgekeerd: eine goje naober is mich lever es eine wieje broor. Naobere is ook buurten. Uit het woordenboek van Kerkrade: 't Oavends jon iech ins jeer e sjtöndsje noabere.
Heb je het over de buurt, dat is de naobersjap of - sjaf. Omgeving, maar ook de mensen die je buren zijn. Vondel (vroeger onze grootste dichter geheten, maar als hij nu herdacht zou moeten worden, ik vrees dat de snelle jongens van de tv het zouden hebben over ‘een naar België gevluchte mof die in Amsterdam ook nog katholiek werd’), die grootmeester van de taal schreef ‘schoon ons nabuurschap niet nabuurt in 't geloof’, en zoiets maakt me jaloers, ontevreden, opstandig: waarom gebruiken wij onze taal niet zo: wiewaal oos naobersjap neet naobert in gelouf. Ik doe een poging: Gooj luuj, wer in zörg veur de naobersjap naobere ze neet hel. Dat betekent: dan zijn ze het niet met elkaar eens, (geestelijk) geen buren.
Het Nederlandse woord buurtschap kun je niet weergeven door naobersjap. Een buurtschap is groter, meer een gehucht. Even een zijsprongetje. Ten tijde van de watersnood in Limburg las je geregeld het buurtschap. Dat is een misverstand, aangewakkerd misschien door woorden als land(bouw)schap.