straten lopen zingen met Driekoningen, Vastenavond etc.’, verklaart v. Dale. En zo zou de in Maastricht opgegroeide Marie Koenen koekerellen bedoeld hebben, gezien het citaat bij die verklaring: ‘hij greep haar bij de schouders alsof hij met lantaarn en al met haar rond ging koekerellen.’
Heeft Marie Koenen hier niet eenvoudig aan tollen gedacht? Er is hier geen sprake van langs de huizen lopen, maar van iets in den ronde. Spaans caracolear betekent: snel draaien.
Dit koekerellen heeft niets met een slakkenhuis te maken, menen deskundigen. Een duidelijke verklaring is er niet, maar we kunnen denken aan kakelen, met een nevenvorm als kokkelen, en in combinatie met rellen ontstaat ineens een woord voor: kakelend langs de straat lopen.
En misschien moeten we de karkol als moeder van de koekerel ook maar vergeten. Want volgens de woordenboeken van Valkenburg en Sittard is koekerel afkomstig van kucker-al: kijkt hij overal (om zich heen). Op sommige tollen stond een guitig gezicht geschilderd, dat dus alles zag.
Wellicht hebben de mensen van Groot-Echt deze problemen voorzien, want zij hebben het over eine pópperel. Of is dat toch die tol - pop - met een gezicht? Tolle Sache.
Liever dan de juiste herkomst weten zou ik koekerellen in voetbalverslagen ingevoerd willen zien plaats dollen. Voor rust koekerelde MVV met Ajax.