dan noordwaarts van Heerlen verder, dwars over het Centraal Plateau) kennen ze geen landj, boven de Uerdinger Linie evenmin. Maar er is wel weer een smalle strook landj waar lank gezegd wordt, vanuit Helden oostwaarts en dan haaks naar het zuiden, over Duits gebied tot in het Heerlense. Ook genoemd de hónk-hanklijn. Lank is daar uitsluitend een stuk land, een akker. Ik heb nog nooit van Ingelank gehoord. En anderen niet van wilj waelj, zoals in een van mijn gedichten staat: wilde weelde.
Die j van landj (zo eenvoudig is het overigens niet) heet mouillering. Een enkeling vindt dat dat een kwestie van uitspraak is en dat je die j daarom niet hoeft te schrijven.
Ik ben het daar niet mee eens. Kijk eens naar het woord raampje: als je raamje schrijft, kun je even goed die p uitspreken, want die is een gevolg van de voorafgaande m. Sommigen spreken die p ook in komfoor, want de m en de p hebben wat met mekaar. Daarom zeggen en schrijven we import, met een m, maar in- en export.
Nu is er een eindmouillering waar de j eigenlijk een klinker vervangt. Niet zo vreemd: de j en ook de w noemen we wel halfklinkers. Ik heb het over woorden als manj: mand. Niet mandj zoals je zou kunnen verwachten als je mand met land vergelijkt. Maar in het Limburgs is manj een duidelijk ander woord. Het enkelvoud is anders, het meervoud eveneens: manj-manje.
Hoe zit dit nou?
Zover ik weet is deze mouillering nog niet bestudeerd. Ik denk dat bij deze woorden een -e weggevallen is. Manj was ooit mande, althans in ouder Nederlands. Je kunt zeggen: woorden die op een j eindigen zonder voorafgaande t-klank, hebben in verwante talen (Nederlands, Duits) gegarandeerd een -e.
Enkele voorbeelden: