Letterbak. Moeles van de sjalevaeger
(1999)–Wim Kuipers– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
van de eerste nationale dialectendag, per provincie de dierbaarste woorden gevraagd. In Gelderland eindigde schottelslet (vaatdoek) op de eerste plaats, in Drente werd de schötteldook tweede, in Limburg kwam deze doek op de achtste plaats. In ein umvraog bie de naobers in 't Rienlandj veroverde de Schotelplak met de glans die hij telders (tejjere, borden) en glazer geven moet de eerste plaats. Overigens: een Schotelduk (-doek) is in het Rijnland een schort (sjolk) die je voorbindt als je de sjóttele wast. Hoe komt nu die sjóttelsplak aan zijn populariteit? Een echt mooi woord, of gaat het vooral om nostalgie? Heimwee naar wat er niet meer is. Vermoedelijk wel, hoewel: de sjóttelsplak is er nog degelijk, zij het dat het geen stuk van een oude onderbroek meer is. Daar zullen de gedachten naar uit zijn gegaan: keukens met de pómpesjtein en vieswitte borden, die met soda gereinigd werden, en het sjtorsgaat waar het sjroebwater door naar buiten geveegd werd, want riolering was er niet. Mensen vinden sommige woorden mooi omdat ze niet meer gebruikt worden. Een soort heimwee, want je kunt in woorden wonen, zagen we. In dierbare woorden dan. Ze geven mensen een warm gevoel, zo van Ao jao, zo was het vroeger. Dat het om een (verheerlijkt) verleden gaat, bewijzen meer woorden uit de top-tiens. Voor het Limburgs wijs ik op waemeske of kammezäölke, op plaats drie. Het zilver was voor de tesseplak (ook tesnuzzek en maalplak). Voor de duidelijkheid: het gaat om (bijna) verdwenen wóórden, want zakdoeken en vesten bestaan nog. Nog? Mijn moeder vertelde dat kinderen vroeger, voor de Eerste Wereldoorlog, niet eens een tesseplak hadden. Ze voge zich de naas aaf aan de moew en den haje ze dao ein sjlidderbaan: een glijbaan. Tussendoortje: we hebben het tegenwoordig vaak over zekdeuk, en zeker zekdeukskes. Dat zijn dubbele meervouden: zek is het meervoud van zak, en deuk van dook. Zo hebben we toch een soortement Limburgs woord overgehouden voor de taesjnurk (oud-Heidens). | |
[pagina 30]
| |
En hoe zit het met de kniep (denk aan: knippen, en misschien aan Engels knife): is die al overal zakme(t)s geworden? Ik hoop van niet, want dit zijn voor velen dierbare woorden. Bij elkaar kunnen ze een taal bijzonder maken. Dan moeten we die woorden echter niet alleen opslaan in (woorden)boeken, maar blijven gebruiken. Allemaal sjóttelsjlet zeggen: dat is een beeldender woord dan sjóttelsplak, laat staan het nuchtere vaatdoek. |
|