Een zachte schaduw
We streven dus naar een mooie taal. Met mooie woorden. Daar hebben duizenden mensen zich (intens of enigermate) mee bezig gehouden. Hoewel over mooi niet te twisten valt, vinden velen. Wat de een een mooi woord vindt, zal de ander zo niet doen gruwen, maar minstens onverschillig laten. En hoe zou je schoonheid van een woord moeten definiëren?
In zowat alle talen en dialecten zijn lijstjes van de tien mooiste woorden samengesteld. Ook schrijvers hebben het over mooie woorden.
Op de eerste bladzijde al van haar bundel Tegen de kippen en de haan schrijft de in Geleen opgegroeide Kreek Daey Ouwens: ‘Het kleine meisje Bee leert op school een nieuwe taal. Woorden waarvan ze het bestaan niet kende, die zoveel zachter klinken dan het dialect van haar geboorteplaats.’
En wat zijn dat voor woorden?
Viool. Schaduw. Echo.
Klinkt riool zoveel minder mooier dan viool? Vanwege die r of door de bijgedachten? En is het Geleense sjeem harder dan schaduw? Ja, je kunt sjeem als een scheldwoord uitspreken, en schaduw als fluweel. Maar klankschoonheid van afzonderlijke woorden, niet binnen de versregel, dat is niet zo eenvoudig.
De kleine Bee zal misschien woorden van schreeuwerige mannen vergeleken hebben met spannende nieuwe woorden, uitgesproken door een aardige juffrouw. Ze zal het woord viool voor het eerst gehoord hebben. Echo ook. Conclusie: boterhammen smaken bij de buren lekkerder.
Buren? Godfried Bomans meende eens tegenover de Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Heinrich Böll - uit Keulen - op