Pannenkoek met zeep
Ik zou me niet makkelijk meer in Groede of Oostburg durven vertonen als ik verzweeg dat ook de (meeste) mensen van Zeeuws-Vlaanderen Vlaams spreken. Niet voor niets wilde België na de afscheiding en opnieuw na WO I dat gebied hebben.
Een van de kenmerken van vooral het West-Vlaams is dat het (niet schrikken) bij veel vrouwelijke zelfstandige naamwoorden de oude Germaanse uitgang -e bewaard heeft, evenals het Duits. Limburgs en Nederlands zijn die e's kwijt. We kennen ze uit woorden die de dichter Guido Gezelle gebruikte: zonne, blomme en roze.
Er zijn ook minder dichterlijke woorden. Probeer maar eens in een dorpsherberg daar. Noem wat Duitse woorden die zo'n -e hebben (Pfeife, Seife) en vraag wat het plaatselijke woord is en u kunt een heel mooi uitgesproken zippe horen.
Loop dan vanaf Cadzand een dikke zestig kilometer zuidwaarts langs wat de Nederlandse dichter GG (Geerten Gossaert) ‘de eeuwige bloesem der golven’ noemde, naar De Panne. Ook dat woord hoort in het rijtje van blomme thuis. Een pan was in het Middelnederlands in alle betekenissen nog panne, zoals: die panne van den hoofde (hersenpan).
U herinnert zich misschien nog de opwinding toen we pannenkoek moesten gaan schrijven. Er kon toch maar één koek in die pan?
Nou ja, dat idee van meervoud is afgeschaft. De vraag is: is de tussenklank e die je tussen pan en koek hoort wel een tussenklank, of een overblijfsel van het oudere woord panne? Ik denk het laatste, want anders hadden we met de Engelsen wel pankoek gegeten.