De Middelnederlandse boerden
(1957)–C. Kruyskamp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
XVaant.
Ga naar margenoot+ Sint dat wi vrouwen garenGa naar voetnoot1.
Dat wy smeken ende smarenGa naar voetnoot2.
Ende licken omtrent den baert,
Dat vaert gaerne hinderwaert,Ga naar voetnoot4.
5[regelnummer]
Op dat wy in die burse syn dul.Ga naar voetnoot5.
Ach dat dat verwaten mulGa naar voetnoot6.
Aldus seer minnen verwint,Ga naar voetnoot7.
Datmen niet en acht en twintGa naar voetnoot8.
By die scoenheit vanden menschen!
10[regelnummer]
Al werpt hi eenen stien te wenschen,Ga naar voetnoot10.
ende dapper is ende varde springhetGa naar voetnoot11.
Ende wel in eenen ternoy torniert,
Ist dat hem een cruuyt faelgiertGa naar voetnoot14.
15[regelnummer]
Die wellic wi penninghen nomen,
Hi en darf hem niet beromen
Dat yet dien sal sijn vryen,Ga naar voetnoot17.Ga naar voetnoot17.
Hine si vol van reynardien.Ga naar voetnoot18.
Es reynardye dan soe goet?
20[regelnummer]
Jaet! ic wils v maken vroet
Ende prouent bi tween heren
Die ridders waren, ende doerder eerenGa naar voetnoot22.
Plach die een te doen veel:
Ga naar margenoot+ Goet was hi van alrehande speel
25[regelnummer]
Ende van harten seer vri.Ga naar voetnoot25.
Waer dat hi en tornoy verre of bi
| |
[pagina 85]
| |
Vereyschede, daer plach hi te syn;Ga naar voetnoot27.
Hi en spaerde weder cost noch pyn,
Nach daer toe syns seluens lyf.
30[regelnummer]
Ende die ander die was een katijf,Ga naar voetnoot30.
Die en achte niet van eenen hoyeGa naar voetnoot31.
Op tafelronde of op ternoy[e],Ga naar voetnoot32.
Mer hi minde den penninc seer.
Doer gode te doen nach doer die eer,Ga naar voetnoot34.
35[regelnummer]
Dat en was syn aerd niet.
Hier bi die auontuer lietGa naar voetnoot36.
Den ghenen bouen comen van go[e]de,
Ende die ander viel in armoede.
Mar hi was die niet en drouedeGa naar voetnoot39/40.
40[regelnummer]
Van sulken als hi behouede
Ende bleef milde jeghens die ghoenGa naar voetnoot41.
Die ghiften tontfaen sijn ghewoen.
Doer die eer ende doer gode
Ga naar margenoot+ Liet hi sijnre costumen node,
45[regelnummer]
Also verre als hi volbrenghen mocht,
Want hem die minne daer toe brocht
Van eene vrouwe die weduwe was,
Dat hem dochte dat hi ghenasGa naar voetnoot48.
Van alle euel, als hise sach.
50[regelnummer]
Mar dat was hem een swaer verdrach:Ga naar voetnoot50.
Die vrouwe micte op hem cleyne.Ga naar voetnoot51.
Men vant daer int lant en gheyn[e]
Vrouwe van also groter macht,
Noch van also groter gheslacht,
55[regelnummer]
Noch daer omtrent soe wael gheboren,
Ende was van goede wel te vorenGa naar voetnoot56.
Ende in hoer doen seer openbaer.Ga naar voetnoot57.
Scone van huyde ende van haer
| |
[pagina 86]
| |
Was si, dat wel an vrouwen sit;Ga naar voetnoot59.
60[regelnummer]
Die keel hadsi rond ende wit,
Een dailkyn hadsi in haer kinne:Ga naar voetnoot61.
Si gheleec wael een goddinne;
Te lachene stont haer die mont.
Nu hadde Venus oec ghewont
65[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Metten strale van hare minneGa naar voetnoot65.
Den ridder in sinen harte binnen,
Daer ic hier te voren of seyde,
Die sinen sinne anden penninch leyde
Ende die den ternoij niet en gaerde,Ga naar voetnoot69.
70[regelnummer]
Om dat hi cost ende pyn spaerde.Ga naar voetnoot70.
Dese minde die vrouwe medeGa naar voetnoot71.
Ende plach der seluer sede
Die dic vrouwen hebben gheploghenGa naar voetnoot73.
.................Ga naar voetnoot74.
75[regelnummer]
Di doer den penninc heeren gokenGa naar voetnoot75.
Ende segghen datmen mitten lokenGa naar voetnoot76/7.
Wel den duuel eten mach.
Daer na soe comt die leyde dachGa naar voetnoot78.
Dat hi moet mit ander sausen verleyden:Ga naar voetnoot79.
80[regelnummer]
Men wil node vanden penninc sceiden.
Ende dat die nide die siel verdoemt.Ga naar voetnoot82.Ga naar voetnoot82.
Dat is ghedaen der vrouwen sin:
Rechte meer no min
85[regelnummer]
Volghen si der catten natueren.
Ga naar margenoot+ Dit laet ic ende ter auentuerenGa naar voetnoot86.
Keer ic weder daer ict liet.
Den ridder die den penninc niet
| |
[pagina 87]
| |
En hadde te helpen, was spreken comenGa naar voetnoot89.
90[regelnummer]
Ter vrouwen ende begonste haer te nomenGa naar voetnoot90.
Wat hi doer haer hadde ghedoghen.Ga naar voetnoot91.
Mittien quam daer in ghevloghen
Een knecht mit eene glauelote;Ga naar voetnoot93.
Eene slippe van sinen rocke
95[regelnummer]
Op ghescort doer die lichtheden.Ga naar voetnoot95.
Van lopen waren hem die leden
Besweet utermaten seer.
Hi seyde: vrouwe, hier comt myn heer
Achter ende hieten myn voren gaen,
100[regelnummer]
Om dat ic v soude doen verstaen
Dat hi tauont mit v wil eeten.
Die vrouwe die daer was gheseten
Bi den becommerden, stont op scierGa naar voetnoot103.
Ende seyde: doet ons te vier
105[regelnummer]
Twe capoenen goet ende vet.
Ga naar margenoot+ Si ghinc hoer palleren betGa naar voetnoot106.
Ende in eenen spieghel sien,
Want die bootscop quam van dien
Ridder daer ic die tael of liet,
110[regelnummer]
Die welke en begheerde nietGa naar voetnoot110.
Ternoij noch tafelronde
Ende die doer lachter noch doer sondeGa naar voetnoot112.
Die penninc te crucene spaerde.Ga naar voetnoot113.
Men hoerde nyen van sinen paerdeGa naar voetnoot114.
115[regelnummer]
Biden houe: hi en was niet verre.Ga naar voetnoot115.
Die vrouwe riep als die was erre:Ga naar voetnoot116.Ga naar voetnoot116.
Lyskyn, god moet v verdomen!Ga naar voetnoot117.
En hoerstu niet myn heer comen?Ga naar voetnoot118.
Nem, drach voert die cussyn,
120[regelnummer]
Ende die butsele met den wynGa naar voetnoot120.
| |
[pagina 88]
| |
Dien salstu niet vergheten
Teerst dat wi syn gheseten.
Daer na saltu bringhen ende scinken,
Ende gheuen den knape der na drinken
125[regelnummer]
Als wi twe hebben gedroncken.
Ga naar margenoot+ Dune verstuus dat ic di leer.Ga naar voetnoot127.
Ende mittien so quam die heer
In ghereden ende hi beet af,Ga naar voetnoot129.
130[regelnummer]
Ende die vrouwe si begafGa naar voetnoot130.
Alle dinc ende si hadde saen
Den ridder in haren armen bevaen
Ende wencten in syn oghen.Ga naar voetnoot133.
Die becommerde constet qualic doghen
135[regelnummer]
Ende ginc hem int vri hof meyenGa naar voetnoot135.
Daer hi die voghelen hoerde screyen
Ende elke singhen na sijnre natueren.
Hi dochte van sine[n] ghebueren
Den riken ridder dat hi wasGa naar voetnoot139/40.
140[regelnummer]
Daer bet omme dat hi lasGa naar voetnoot140/1.
Den penninc int cruce ende ontcnoepte.Ga naar voetnoot141.
Hi peynsde nochtans ende hi hoepte,
Si soude wesen sijn amye,
Hem en ghebrake reynaerdye;Ga naar voetnoot144.
145[regelnummer]
Mer hi was daer te sittene moede
Ende sneet een haseline roedeGa naar voetnoot146.
Ga naar margenoot+ Die groene was ende hadde swanc.Ga naar voetnoot147.
Lude sine kele klanc,
Want hi hadde die kele claer.
150[regelnummer]
Van desen sausoene, van desen jaerGa naar voetnoot150.
Begonste hi [e]en li[e]dekijn,
| |
[pagina 89]
| |
Ende als hi daer hadde ghesyn
Soe langhe dat hi hoerde segghen
Datmen die tafelen soude legghen,Ga naar voetnoot154.
155[regelnummer]
Soe keerde hi weder inwaert scier
Ende makede den riken de blide sierGa naar voetnoot156.Ga naar voetnoot156.
Ende ginc mede ter tafel sitten.
Die vrouwe die began te verhitten
Van toorne dat hi was bleuen.
160[regelnummer]
Menighe quike was hem ghegheuenGa naar voetnoot160.
Ouer tafel, die hi wel
Ontfinc, al hylt hyt ouer spel.Ga naar voetnoot162.
Doe die handen waren ghedweghen
Ende die dwalen op gheslegen,Ga naar voetnoot164.
165[regelnummer]
Ghinc men vaste die bedde maken.Ga naar voetnoot165.
Die vrouwe seyde dat hoer vaken
Si en koer daer voer ghien sanc
Ghedect te wesen in hoer bedde.
170[regelnummer]
Ten is niet totten daghe, ic wedde,Ga naar voetnoot170/1.
Te riden V milen.
Ghif ons drincken van uwen wijnen;
Hier is lanc ghenoech gheseten.
Si liet den joncwiue te weten
175[regelnummer]
Datmen soude den riken man
Ter camerdoer al vast anGa naar voetnoot176.
Bedden aldaer si binnen lach.
Die ander ridder, die niet en mach
Den penninc ghecrighen, dedemen saen
180[regelnummer]
Wel of vanden bedde staenGa naar voetnoot180.
In eenen houc daer honden plaghen
Haer bedde van costume in laghen;Ga naar voetnoot182.
Gaern volgheden si haren nesten.
| |
[pagina 90]
| |
Ende als die ridder ouer syn besteGa naar voetnoot184/5.
185[regelnummer]
Hilt dat si alle slapen waren,
Begonste hi ysentlike te baren.Ga naar voetnoot186.
Ga naar margenoot+ Hy riep: verwaten syn die honden!
Hoe soude ic tot deser marghenstondeGa naar voetnoot188.
Hier aldus moghen ghedueren?
190[regelnummer]
Die vrouwe die sprac: tot quader vren,
Here, laet ons mit ghemaec!Ga naar voetnoot191.
Want si hadde, in ware spraec,
Den riken ridder ghelouet,
Doer den penninc diese verdouetGa naar voetnoot194.
195[regelnummer]
Hadde, dat si comen soude
Tot sinen bedde alsoe houdeGa naar voetnoot196.
Als dat ghesin vaste sliep.Ga naar voetnoot197.
Si dede die knapen drincken diep,
Om dat si slapen souden vaste.
200[regelnummer]
Nu ne mochtsi van horen gaste
Horen beloft volbringhen niet.
Si seyde: god die hem crucen liet
Die moet verwaten uwen keel!Ga naar voetnoot203.
Die ghene die hebben ghewaket veel
205[regelnummer]
Souden [indie] camer garen rusten.
Ende mittien began te lusten
Ga naar margenoot+ Den riken ridder syn vrin
Te maken; hi stont op stillekyn
Ende dede hem totten vate.Ga naar voetnoot209.
210[regelnummer]
Ende die ander peynsde om syn bateGa naar voetnoot210.
Ende quam heymelic gheslopen
Ten bedde daer hi wt ghecropen
Was die syn vrijn makede.
Ende als die rike weder rakede
215[regelnummer]
Ten bedde daer hi te voren in lach,
Gaf hem die ander ridder enen slach
Mitter roede die was swanc,Ga naar voetnoot217.
| |
[pagina 91]
| |
Dat si hem want omden lancGa naar voetnoot218.Ga naar voetnoot218.
Ghelyc oft een paellinc waer.
220[regelnummer]
Helpt, rych here god, doer uwe scaer!Ga naar voetnoot220.
Sprac die rike onder sine tande,Ga naar voetnoot221.
Ende die ander sprac: god gheue mi scande,
En sal di[e] honden van mi hoeden,Ga naar voetnoot223.Ga naar voetnoot223.
Al soude myn vrouwe al verwoeden,
225[regelnummer]
Dien mi doen dus groten tor[e]n.
Hi die syn bedde dus hadde verloren,
Ga naar margenoot+ Taste so langhe mit synre hant
Dat hi dat ander bedde vant,
Dat syn gheselle hadde gheruymt,
230[regelnummer]
Ende isser varinc in ghetuymtGa naar voetnoot230.
Metter haesten, hine weet hoe.
Ende die vrouwe stont op doe,
Die niet en weet hoet was comen,Ga naar voetnoot233.
Ende hevet haer pelskyn ghenomen
235[regelnummer]
Ende liet schier gliden ouer haer lijf,
Ende ginc daer si den katijfGa naar voetnoot236.
Vinden waende mitten ghelde,
Ende als hise had in syn ghewelde,
Die ghene die si int bedde vant,
240[regelnummer]
Trac hi haer vander hantGa naar voetnoot240.
Een vingherlyn goet ende dierGa naar voetnoot241.
Ende stac an sinen vinger scier.
Hi wiste beyde quaet ende goet
Ende gaf der vrouwen hoghemoetGa naar voetnoot244.
245[regelnummer]
Dat vander minnen comt ende groyt,
Ende si is die ghene die[s] niet en vernoyt.Ga naar voetnoot246.
Ga naar margenoot+ Haer bequam so wel syn voer,Ga naar voetnoot247.
Want hi leerde haer sulke toer
Van minnen, die haer dochte goet.
250[regelnummer]
Daer na seyde si: here, ic moet
Weder tot minen bedde gaen,
| |
[pagina 92]
| |
Bidien het waer qualic ghedaenGa naar voetnoot252.
Dat ic mi hier yet langhe vergaet:
Tot allen dinghen voecht wel maet.
255[regelnummer]
Dus so keerde si van daen
Ende die ridder, die rike man,
Dye lach ende doghede syn carin[e],Ga naar voetnoot257.
Luste ander werue sijn vrine
Te maken, ende hi is op ghestaen,
260[regelnummer]
Ende die becommerde quam weder gaen
Ende liet hem sinken int bedde neder.
Ende als hi waende keren weder,
Die sine vrine hadde ghemaect,
Quam hi langhes den wech gheraectGa naar voetnoot264.
265[regelnummer]
Recht als een die mesen vinc.Ga naar voetnoot265.
Ic wilde mine kele hinghe,
Ga naar margenoot+ Peynsde hi, waert dat ic miste
Van minen bedde, ende eer dat hi wysteGa naar voetnoot268.
Had hi die roede om syn vel.
270[regelnummer]
Doe sprac hi: ten is niet el
Dan die duuel die mi let!
Mi dunct ic ben te nacht ghebed
Ghelijc oft weer een beer.
Ende die ander sprac: bi onsen heer,
275[regelnummer]
Ic sal dese honden payen!Ga naar voetnoot275.
Ende ginc mitter roede mayen,
Mer die rike trac bet af.Ga naar voetnoot277.
Vanden slaghen diemen gaf
Soe had hi bloedighe huyt
280[regelnummer]
Ende quam als een ghevleghen puutGa naar voetnoot280.
Weder gheraect ter camer dure.
Helpt, seyt hi, ter quader ure
Hebbe ic hier myn bedde vonden!Ga naar voetnoot283.
Hi croop in ten seluen stonden
285[regelnummer]
Ende lach mit groten slaghen
| |
[pagina 93]
| |
Tot dien dattet begonste te daghen.
Ga naar margenoot+ Doe seyde hi: lanct mi mijn ghereyde!Ga naar voetnoot287.
Ende als die vrouwe dat vernam, si seyde:
Ghine vaert niet hene dus scier?
290[regelnummer]
Vrouwe, mitten quaden vierGa naar voetnoot290.
Moet al verbarnen dat ic hier quam!
Help here, hoe sidi dus gram?
Dat ne soude v niet betamen.
Ic waenden wi eten souden te samen
295[regelnummer]
Ende bliscap hebben ende jolijt.
Ja wi, vrouwe, te quader tyt
Sellet wesen, let ic hier meer.Ga naar voetnoot297.
Hem smarte syn vel ende het dede hem seer
Ende maecte hem danen mit grote spoet;Ga naar voetnoot299.
300[regelnummer]
Mer die vrouwe en was niet vroet
Twi hi hem so sere misliet.Ga naar voetnoot301.
Die ander en ruste niet. als hi siet
Dat si hoer keerde ter missen waert,
Doe ginc hi hem cleden mitter vairt
305[regelnummer]
Ende nam die vrou in sinen arme,
Die van toorne was warme.
Ga naar margenoot+ Dat hoorde die rike, so ontreet.Ga naar voetnoot307.
Mettien versiet si ende weetGa naar voetnoot308.
Dat vingherlyn an sinen hant,
310[regelnummer]
Dat hi haer vanden vingher ontprant.Ga naar voetnoot310.
Si seyde: dat is een scoen juweel!
Also help mi sinte danieel,
Here, waen quaem di daer an?
Doe antwoerde die goede man
315[regelnummer]
Ende sprac aldus toter vrouwen:
God bescermen van rouwen
Die ghene diet mi gaf te nacht.
Doe wart die vrouwe te hant bedachtGa naar voetnoot318.
Datter anders waer ghespeelt
320[regelnummer]
Dan si waende: Ay diet mi heelt,
| |
[pagina 94]
| |
Sprac si, god gheue hem ongheual
Hine segghe mi die waerheit al.
Hoe die sticken hier syn comen.Ga naar voetnoot323.
Mittien ginc hi hoer nomen
325[regelnummer]
Die auentuer van eynde te oerde,Ga naar voetnoot325.
Als gi hier te voren hoerde,
Ga naar margenoot+ Ende die vrouwe loech vter maten seere
Ende si seyde: Bi onsen here,
Dicke vaert het hinder waert,Ga naar voetnoot329.
330[regelnummer]
Dat die vrouwe die[n] oerbaer begaertGa naar voetnoot330.
Die nie en wiste eer noch doghet.
Ridder, ic houd v ouer voghetGa naar voetnoot332.
Van minen lijf, van minen goede.
Hebdi breke of armoede,Ga naar voetnoot334.
335[regelnummer]
Goets ghenoech en sal iv niet faelgieren.
Ghi moecht bouwelic tornieren;Ga naar voetnoot336.
Ic weet so menighen penninc
In minen ghewelt, van gheerre dinc
Sone laet ic v hebben breke.
340[regelnummer]
Nu moet ons here haestelike
In die ghelike vorsten die ghoen,Ga naar voetnoot341.Ga naar voetnoot341.
Die doer die eere syn ghewoen
Thare te gheuen ende doer gode,Ga naar voetnoot343.Ga naar voetnoot343.
Ende scende de ghene die so node
345[regelnummer]
Vanden penninc willen deruen.
Want bedien si en syn gheen erueGa naar voetnoot346.Ga naar voetnoot346/7.
Ga naar margenoot+ Hier te liden in dit lyf,
Mi wondert dat so menich katyf
Hier so nodich is ende vrec,Ga naar voetnoot349.Ga naar voetnoot349.
350[regelnummer]
Bedi daer om valt hi in duuels drecGa naar voetnoot350.
| |
[pagina 95]
| |
Daer neder ende is der werelt scande.
God veruol hem sine hande,
Den ghenen die, haueloes, so dwinhgetGa naar voetnoot353.
Dat hi der houescheyt volbringhet
355[regelnummer]
Die hi in sine harte draghet.
Des jonne hem die reyne maghet
Ende ontkere(n) den vrecken haer aensicht.Ga naar voetnoot357.
Amen. Hier ende ic myn ghedicht.
|
|