De Middelnederlandse boerden
(1957)–C. Kruyskamp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
XIVaant.
Ga naar margenoot+ Ic prijs een wijf die haren man
Verdwasen can ten sot;
Al duet si hem die blaeu hoeyck an,Ga naar voetnoot3.Ga naar voetnoot3.
Hi waent dat hi is hair afgod.
5[regelnummer]
Al dez gelijc viel in spotGa naar voetnoot5.
Tot eenre herrebergen van enen gastGa naar voetnoot6.
Met mitter vrouwen houeerdi vast.Ga naar voetnoot8.
Ende wat die guede gesel verteerde,
10[regelnummer]
Screfmen an die want mit crijt.
Hi rekende altoes mit den werde,Ga naar voetnoot11.
Mer die vrouwe scolt hem quijt.
Dat dochte den waert een cranck profijt,Ga naar voetnoot13.
Want hem twiuelde in sinen moet,Ga naar voetnoot14.
15[regelnummer]
Mer sijn wyf dreychde hi mitter smijt,Ga naar voetnoot15.
Mer doch si maect hair al guet.Ga naar voetnoot16.
Si ghinc tot hair hertsen heer
Ende seyde: hoe moeghen wi dit verleyden,Ga naar voetnoot18.
Dat ic mach bliven in mijn eer
20[regelnummer]
Ende wi onse vrienscap niet en sceyden?
Die jonghe man sprac mit groter wysheiden:Ga naar voetnoot21.
| |
[pagina 81]
| |
Draecht uwen man der gulden achtGa naar voetnoot22.
Ga naar margenoot+ Ende segghet hem dat hi mi sel ontbeyden
Int pryel ter middernacht.
25[regelnummer]
U beste cleder ende uwe ghewade
Selghi uwen man an doen;
Ghi selten smeken ende radenGa naar voetnoot27.
Dat hi voir u [sal] gaen int groen.Ga naar voetnoot28.
Te wijl sal ic cleder ende scoen
30[regelnummer]
Wt doen ende comen bi v slapen
Ende spelen als wi sijn ghewoen
Ende laten den esel sitten gaepen.
Die vrouwe ghinc tot haer ghec
Ende toechde dair toe achte gulden.
35[regelnummer]
Si sprac: lief, wi hebbens groot ghebrec,
Dit ghelt is v, lief man, ende mijn.
Hi gaft mi, die achte florijn,
Om dat ic soude comen inden boemgairt.
Duet an mijn cleder, die reyse is dijn;Ga naar voetnoot39.
40[regelnummer]
Hi sel v cussen, deckt uwen baert.
Die guede man dede sijns wijfs raet.Ga naar voetnoot41.
Si ghinc hem cleden recht ef hi soude gaen dansen;
Gelijc ene vrouwe was sijn ghelaet,
Ga naar margenoot+ Ghehult was hi mit eenre ransen.Ga naar voetnoot44.
45[regelnummer]
Int groen ghinc hi mit sijnre cransen
Sitten tot ouer middernacht,
Te wyl sijn wyf speelde hair siccansenGa naar voetnoot47.
Tot dat die jongelinc had volwracht.Ga naar voetnoot48.
Doe ghinc hi hem weder cleden ende scoeyen,
50[regelnummer]
Den cluppel nam hi in sijn hant;
| |
[pagina 82]
| |
Den ezel mocht wel vernoyen:Ga naar voetnoot51.
Die jonghelinc quam dair hi hem vant.
Hi sprac: joncfrouwe, wair is mijn pant?
Ic heb v ghelofte wel ghehouden.Ga naar voetnoot54.
55[regelnummer]
Ghi maect van uwen man een plimant;Ga naar voetnoot55.
Bi gode, ghi waert dair om ghescouden!Ga naar voetnoot56.
Dat ic hier coem, dats op een proeuen.Ga naar voetnoot57.
Die jonghelinc quam dair hi hem vant.Ga naar voetnoot58.
Hi sprac: quade vrou, god moet v bedroeuen!
60[regelnummer]
Ghi set uwen man op hugen banc.Ga naar voetnoot60.
Die waert die moeste die slaech ontfaenGa naar voetnoot61.
Mijn wijf is guet ende ghi sijt ghetrou.
65[regelnummer]
Doe ghinghen si onder hem drien hoeven,Ga naar voetnoot65.
Ga naar margenoot+ Ghelijc dat si te voren daden.
Die wert die ghinct hem seer belouen,Ga naar voetnoot67.
Van sinen gast liet hi hem raden.
Der vrouwen hert, dat wert ontladen,
70[regelnummer]
Want si vercreech hair beiden prijs;Ga naar voetnoot70.
Si leveden inder camenadenGa naar voetnoot71/72.
Gelijc dat scapen mit wolven grijs.
| |
[pagina 83]
| |
Die wert had sinen gast te liever,
Dat hi castien waande sijn wijf.Ga naar voetnoot74.
75[regelnummer]
Hi sprac: mi es gherieverGa naar voetnoot75.
Gelijc yoft wair mijns selfs lijf.Ga naar voetnoot76.
Al dat hi verteren mach, dat scrijf,
Want guede vrouwen en hebbens scoutGa naar voetnoot78.
|
|