De Middelnederlandse boerden
(1957)–C. Kruyskamp– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
X Van Lacarise den katijf die een ander sach bruden sijn wijfGa naar voetnoot+aant.
Ga naar margenoot+ Een auontuere in corten wort
salics v tellen, warics ghehort,Ga naar voetnoot2.
ende ghijs mi woudt weten danc.
Hets .x. jaer ofte alsoe lanc
5[regelnummer]
dat te Lokere op de Scelt
woende een wijf ende hiet Machtelt;
haer man hiet Lacarijs,
Ga naar margenoot+ hi was aelwerech ende onwijs.Ga naar voetnoot8.
Die vrouwe minde heimeliic enen pape,
10[regelnummer]
dien si eens met enen knapeGa naar voetnoot10.
ontboet, dat hise quame spreken,
want si was sere ontstekenGa naar voetnoot12.
ende met siere minnen beuaen.
Den knape dadense vte gaen.Ga naar voetnoot14.
15[regelnummer]
Die pape ginc bider vrouwen sitten,
die wel sere began te verhitten;
si sach op hem ende hi op hare,
soe langhe datse werden gheware
comende ter seluer vren
20[regelnummer]
Lacarise van sinen ghebueren.
Sine riepen niet, des haddi nijt,
nochtan waest op detentijt.
Lacarijs was sot ende onghier.Ga naar voetnoot23.
Ver Machtelt, seiti, wat sitti hier?
25[regelnummer]
Wael op ende wilt ghereiden deten!Ga naar voetnoot25.
| |
[pagina 59]
| |
Waer omme wildi mijns vergheten?
Doen sprac die vrouwe met erren sinnen:Ga naar voetnoot27.
Lacarijs, lieue minne,
welc duuel brachte v hier?
30[regelnummer]
ende hoe leelec sijn v de lier!Ga naar voetnoot30.
Ghi sijt valu ende bleec;
mi dunct dat hi v gheleec
de man die men gisteren leide in baren.
Met rechte magic mi vervaren!Ga naar voetnoot34.
35[regelnummer]
mijn man es doot, al en weetijs niet!
Siet pape, hoe die katijf sietGa naar voetnoot36.
ende hoe onghedaen hi sit!Ga naar voetnoot37.
Die pape seide: bi mire wit,Ga naar voetnoot38.Ga naar voetnoot38.
en holpe niet al dademen lauen;Ga naar voetnoot39.
40[regelnummer]
morghen salicken gherne grauen.
Lacarijs sprac: dits wonder groot!
ic hore ende ghi maect mi doot,Ga naar voetnoot42.
ende ic sie met minen oeghen.
Ver Machtelt sprrac: wildijt ghedoghen,Ga naar voetnoot44.
45[regelnummer]
ghi sijt doot, dat wetic wel.
Ay lieue vrouwe, sone doet niet el
dan ghi mi dect metten baer cleede,
oftic vander [erden] schedeGa naar voetnoot48.
ende doet die liede comen te like,Ga naar voetnoot49.
50[regelnummer]
beide aerme ende rike.
Nochtan eest scande dat men mi sal
grauen ende ic soe lettel qual.Ga naar voetnoot52.
Ver Machtelt sprac: daer leit niet an.
Ga naar margenoot+ Mettien si reiken began
55[regelnummer]
een baer cleet ende gincken decken
ende Lacarijs ginc hem strecken
Onder dbaercleet op den vloer.
| |
[pagina 60]
| |
Doen loech dat hare thouet swoerGa naar voetnoot58.
die vrouwe entie pape mede,Ga naar voetnoot59. en 67.
60[regelnummer]
om dat hi strecte sine lede.
Die dach was scoene ende oppenbaerGa naar voetnoot61.
entie sonne sceen al claer
op dbaer cleet ter seluer vren
ende Lacarijs sacher duere.
65[regelnummer]
Ver Machtelt hadde die been
op gheleit ende al in eenGa naar voetnoot66.
lach die pape ende sloech
daer op ende Machtelt loech.
Lacarijs sprac: bi mire wet,
70[regelnummer]
pape, ghy gonct int bordeel bet.Ga naar voetnoot70.
Es v die duuel in v lijf
ende hoe ghebaerdi op mijn wijf?Ga naar voetnoot72.
Ghi doet onwet ende onsede.
Leefdic als ic gisteren dede,
75[regelnummer]
ghi soudt ontgelden dit rabat.Ga naar voetnoot75.
Die pape sprac na dat
totten ouden sot mettien:
Lacarijs, ghine sout niet sien,Ga naar voetnoot78.
luct v oghen al in eenGa naar voetnoot79.Ga naar voetnoot79.
80[regelnummer]
ende lict stille als een molensteen;
si pleghens die liggen in baren.Ga naar voetnoot81.
Ghi mocht ons lieden vervaren.Ga naar voetnoot82.
Doen hem die pape dus sprac toe,
Lacarijs sprac: pape, ic doe.Ga naar voetnoot84.
85[regelnummer]
Des hadde die pape goeden ghileGa naar voetnoot85.
dat die kertijf op die wile
waende hebben gheweest doot,
als men sijn wijf dreef in den scoet.Ga naar voetnoot88.
| |
[pagina 61]
| |
Die man was dul ende ongheleert;
90[regelnummer]
nv eest tfolc anders bekeert;Ga naar voetnoot90.
men vint nv luttel lieden soe dul.Ga naar voetnoot91.
Wiue sijn alder quaetheit vul,
maer ic en segghe niet van hoofschen vrouwen,
dier men al doget mach betrouwen,
95[regelnummer]
want goede vrouwen sijn al eren waert;
wie anders seit die es een musaert.Ga naar voetnoot96.
Een quaet wijf moet pleghen haer nature,Ga naar voetnoot97.
al waerse besloten in enen muere.
Maer ic en weet hoe Lacarijs voer
100[regelnummer]
Ga naar margenoot+ die daer bleef liggende op den vloer;
ofte hi iet was laten gaenGa naar voetnoot101.
ofte en was, hebbic niet verstaen.
Dits die vite van Lacarijse;Ga naar voetnoot103.
God bringhe ons ten eweghen paradise.
amen c. iiij verse |
|