Mev. B. Amsterdam.
Brussel 10 Febr. 77.
.........................
Ik ben nog ééns in de opéra geweest na uw vertrek, om Lucca te hooren in de Huguenots. De plaatsen kostten van 10 tot 12 francs dien avond, en ik had een oudje naast mij, dat aan niets anders dacht als aan haar ongelukkige goudstukjes, die zij als weggegooid beschouwde. ‘Car elle n'est pas fameuse du tout! Voilà ce que c'est que d'engager des étrangères! des réputations usurpées! Elle ne me plait pas du tout, cette femme!’ - Zóó pruttelde zij voort tot het groote duo in de vierde akte, (met Raoul) dat Lucca zóó brilliant zong en zoo prachtig speelde, dat de geheele zaal op eens losbrak in een daverend applaudissement!
Ik keek mijn oudje eens aan om haar te vragen of zij nog dacht aan een réputation usurpée, en zag tot mijn groote verbazing, dat zij bezig was een traan te verdonkeremanen, terwijl zij tusschen haar tanden mompelde: ‘elle vous empoigne... elle vous donne la chair de poule, cette femme!’ Had Lucca ze gehoord, dan waren die woorden haar zeker het meest welkom geweest van al de toejuichingen die zij ontving!
.........................
Mina.