Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMej. Lucie Baart.
| |
20 November.Denk jullie dat je de eenigen bent die je zit te verkneuteren van ergernis?... hier zit er nog een! | |
[pagina 243]
| |
Jij wordt nijdig van de drukte, ik razend van inactie! Deze winter vermoordt me als artiste! Dat wachten, dat zieldoodend, eindeloos wachten op de verwezenlijking van een belofte, die mogelijk weer een leugen is! En dan een werkkring als de mijne, die geen stilstand duldt! Weet je wat 't zegt, dat alles te gevoelen en dan jong te zijn, sterk en gezond en stil te zitten en te wachten?! Waarop? Op een nieuwe déceptie misschien? of op een worsteling die mijn krachten te boven zal gaan, omdat zij te laat komt! Ik kook hier, al zingend, en schrijvend, en naaiend, dàt werken helpt niet! Een monnik, die leeft in zijn klooster, is zoo goed dood voor de wereld als een gesneuvelde in zijn graf! Die monnik en die gesneuvelde jubelen zeker ook, even als ik, over 't geluk van broers en zusters gehad te hebben!!! ......................... Uit welke koerant heb je dat stukje kunstnieuws toch geknipt? Dat is prachtig! Hij begint met van Nilsson te zeggen dat zij geheel is opgegaan in de fransche school, en dit bewijst hij door haar zingen van één italiaansch, één hollandsch en twee zweedsche liederen! Vivent les gens d'esprit! Een koerantier alleen kan zóó dom aanklagen, als hij wat anders wil zeggen dan ‘zij is niet duitsch!!!’ dat hij bedoelt. Addio, duizend groeten aan allen; houd je goed en werk je niet dood voor de toekomst, die niets met een doode Lucie kan uitrichten! Zeg s.v.p. aan Lize dat ik haar haast zou raden haar tournée dit jaar met Nijmegen, Hellevoetsluis, Wageningen, of zoo iets te beginnen, een plaats waar zij nog niet geweest is, om wat geld te maken; de studenten zijn nog altijdGa naar voetnoot1 gemulianizeerd; vóór dat hun roes is uitgeslapen kunnen die opgewonden kereltjes niet helder oordeelen, laat ze dus rusten, poor things! Ze meenen 't goed, maar ze zijn nog niet wakker! Laat Lize vooral oppassen dat ze nergens op reis Korteweg ontmoet; noch zij, noch hij, noch ik zou hier iets in vinden, maar haar vijanden staan reeds te gapen als haaien, klaar om haar te verslinden bij 't eerste schandaaltje dat ze verzinnen kunnen, als variatie op 't een of ander onschuldig théma van haar! Met een zoen
t. à. t. Mina. |