Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
Derde bedrijf.Een zolderkamertje, arm, maar niet smakeloos gemeubeld. Elize komt binnen, gekleed als ‘Hanna’ in ‘de Vorstenschool’. Zij is in een zwarten mantel gewikkeld en heeft een blaker in de eene hand, een lauwerkrans in de andere.
Elize.
Eindelijk dan toch succès! (Zij zet de blaker op tafel en werpt haar mantel op een stoel.) O, was nu Marie nog hier! Dan zou ze toch zelv' zien dat ik geëindigd ben met te triumfeeren!... Arme Marie!... Wie weet wat er van haar geworden is?... Zij geloofde niet aan den triumf van 't goede... en daarom wilde ze geen strijd! (Zij hangt den lauwerkrans om 't portretje van moeder en krijgt een boekje van 't boekenplankje.) Neen, 't was nog niet goed!... Waar is 't ook weer geweest dat ik me zoo zwak gevoelde... toen het publiek me opgehouden heeft?... Ah, ja, hier (Na de Vorstenschool doorbladerd te hebben, legt zij 't boekje op tafel en déclameert.)
‘....... Daar is een kracht,
Uit hooger kracht gesproten, die het hart
Des menschen opheft... gloed die alles kleurt,
Die 't lage hoog maakt... Albert, Albert,
O, nu begrijp ik poëzie! Ik wil niet laag,
Niet klein, gemeen zijn... neen, ik wil niet!
Heeft zij misdaan, die arme Koningin,
Dan zal 't besef haar foltren, zonder mij.
Ik wil m'n deel niet aan de marteling
Die zeker eens 't gevolg is van haar fout.
En, als ze eens jammerend haar val vervloekt,
Zal niet mijn naam gemengd zijn in dien vloek!’
Welk een lief publiek! Wat werd ik aangemoedigd en toegejuicht! Marianne heeft toch gelijk gehad. ‘Kies voor je bénefiet de rol van Hanna uit de Vorstenschool, zeide ze, dan zal je op je plaats zijn, kind, en, al heb je de geheele pers ook tegen, het Publiek zal je staande houden, tegen alle intrigues in.’ - Dàt heeft 't publiek gedaan! - ‘En de pers zal eindigen met het hoofd in den schoot te leggen en mee-te-juichen, zoo hard | |
[pagina 134]
| |
als de rest, of harder nog om uit te munten.’ - En dàt heeft inderdaad de pers gedaan! Wacht, waar is die koerant van gisteren ook weer?... Ah, hier... En die van vóór de opvoering der Vorstenschool?... Hier, ja, daar heb ik ze beide... 't is toch wel hetzelfde blad... en dezelfde redactie?... Wel zeker! Dagblad van Zuid-Holland en 's Gravenhage. Hier zegt i: 12 Januari 1875. Hoor nu zulken non-sense! Naar den modewinkel met dien schrijver! En hier, twee maanden later: ‘Na Mej. K. verdient Mej. Elize als débutante eene bespreking. 't Was zeker een zware taak, zonder tooneelroutine, zonder oefening’ (hoor dat nu!) ‘na weinige repetitiën, in zulk een veeleischende rol op te treden. Bedaard en kalm sprak zij de eerste woorden uit, en naarmate de dialoog zich ontwikkelde kwam haar talent meer uit, want dat zij dit heeft is ontegenzeggelijk. - Behalve een goede opvatting van het karakter van het meisje uit de volksklasse, was ze vol actie, en hoewel zij een zeer dankbare en meêgaande rol had’ (zoo even was 't een veeleischende rol!) ‘moet 't niet geheel daaraan worden toegeschreven dat haar spel, na de beide tafereelen in het 4de bedrijf met een warm en herhaald applaus werd begroet.’Ga naar voetnoot1 O, ellendelingen! Wist het Publiek maar alles, dan zoudt gij geen macht meer hebben over ons, en dan zouden wij ten minste beoordeeld worden door hèn die ons betalen, in plaats van, zoo als nu het geval is, veroordeeld te worden door hèn, die daarvoor betaald worden! Ja, wist 't Publiek maar alles! (Zij frommelt de koerant in elkaar, werpt haar op den vloer en vertrapt haar. De deur wordt geopend.) | |
[pagina 135]
| |
II.(Marie treedt binnen.)
Marie.
Dag Hansje! (Zij ziet 't kamertje rond en blijft onthutst staan.) Hoe arm!
Elize.
Marie! Zuster! Eindelijk! (Zij snelt Marie tegemoet en omhelst haar.) Marie!
Marie.
Hoe arm!
Elize, haar naar een canapé geleidende en naast haar plaats nemende.
O, Marie! Wat ben ik blij je weer te zien! Eindelijk, ja, eindelijk!
Marie.
Hoe arm!
Elize.
Arm? - Ja, ik verdien niet veel. Het is mij gegaan zoo als Marianne altijd voorspeld had, je herinnert 't je nog wel?... Ik heb hard gewerkt voor weinig geld... Maar jij, zusje, jij hebt meer geluk gehad dan ik, naar 't schijnt. Wat zie je er goed uit! En wat ben je mooi!... Prachtige kant... Kostbare steenen!... Waar kom je nu van daan?... Waar woon je? en wat...
Marie.
‘Wat doe je?’ wil je zeker vragen? - Och, Elize, je kent me, zóó als ik was zóó ben ik gebleven. - Je weet dat ik altijd een vreeselijken hekel gehad heb aan armoe lijden!... dáàr deug ik niet voor! Heb ik je niet altijd gezegd dat ik in een paleis wilde wonen?
Elize.
Ja, en dat ik op een zolderkamertje terecht zou komen!
Marie.
Welnu, 't is juist zóó gebeurd (rondziende) Arm zusje!
Elize.
Beklaag me niet. Marie, zie eens wat dáár hangt... om 't portret van Moeder!...
Marie.
Een lauwerkrans,... die je zoo even pas gekregen hebt... | |
[pagina 136]
| |
ik was er, ik heb hem je zien krijgen... na 't vierde bedrijf... Hansje... hm!... leef dáár eens van! Het is dwaasheid, kind, zoo veel waarde te hechten aan roem en eer! - Je hebt nu je doel bereikt, je bent gekomen waar je wezen wilde, je hebt succès gehad; laat nu dat tooneel met al z'n droomerijen maar in den steek en ga liever met mij mee naar mijn paleisje?... Dáár is ruimte genoeg, ook voor jou en... voor al je lauwerkransen!
Elize.
Waar... woon je, Marie?
Marie.
O, ver van hier! In 't zuiden van Frankrijk.
Elize.
En... woon je daar... alleen?
Marie, lachend.
Neen, natuurlijk niet!... Maar... kom, Lize, zeg 't tooneel vaarwel, en ga de volgende maand met me mee naar Frankrijk? Dan zal je eens wat moois zien! Blauw satijnen behangsels! - Smyrnasche tapijten! - Hanglampen van albast met zilver!... Gordijnen van echte brusselsche kant!...
Elize.
En hebje dat alles met spelen verdiend?... Marie!... Marie!
Marie.
Kom zelve maar eens zien,... en laat je tooneel maar in den steek. Jij hebt te veel talent om je aan de planken te wijden en je geheele leven te verknoeien voor een gloriedroom, dien je toch nooit bereiken zult. Heusch, geloof me, Elize, verlaat 't tooneel vóór dat 't jou verlaat!
Elize.
Nu?... Nu 't tooneel verlaten? nu?... maar weet je dan niet dat ik veel succès heb tegenwoordig? Zie eens hoe zelfs de pers begint bij te komen? (Zij raapt de vertrapte koerant weer op, maakt haar zoo netjes mogelijk en geeft haar aan Marie.) Hier - dit moet je lezen... 't heeft lang geduurd, dat is waar... ik heb jaren gewacht... maar eindelijk heeft het publiek me in bescherming genomen, en dáár konden die leelijke koerantiers niet tegen op! Nu schrijven ze goed over me, omdat ze gezien hebben dat 't kwaadspreken toch niet hielp... en dat 't publiek kwam als ik speelde, altijd. Daarom heeft de Directeur me ook zoo lang gehouden, hij verdiende meer geld met mij dan met een ander, al werd er ook nog zoo op mij geschimpt in de dagbladen!
| |
[pagina 137]
| |
Marie.
Zoo?... Heb je zoo veel succès tegenwoordig?... (de koerant wegwerpende.) Hoe veel heb je voor dat artikel betaald? -
Elize.
Betaald?!... Ik heb 't niet betaald, even min als al de slechte artikelen die ze, gedurende meer dan drie jaren over me geschreven hebben!
Marie.
Niet betaald!
Elize.
Neen, zeker niet!... Niet met geld althans....
Marie.
Ha! -
Elize.
Maar wel met mijn leven.... want ik heb gebrek geleden, Marie; ja, gebrek geleden, meer dan eens, door de schuld van die naamlooze ellendelingen! Die mij mijn brood ontnamen door hun geschrijf! Dàt geschrijf à 2-3 centen per regel, dat hen in leven hield! Marie (lachend).
De oude geschiedenis! - En daar verontwaardig je je zeker nog dagelijks over?... Arme Lize!... Hoe naïf!... Ieder leeft zoo als hij 't best kan, moet je denken, en die menschen kunnen niet beter leven dan zóó! Zij hebben niets geleerd als schrijven en dus schrijven ze voor de kost, en voor wie hun 't meest betaalt, schrijven ze 't best; natuurlijk! - Het Publiek betaalt de koerant en jij en ik en anderen, wij betalen de artikelen die ons voordeel kunnen aanbrengen. Dit is heel goed; zóó blijven de heeren van de pers in 't leven!
Elize.
Ja, om ieder, die niet rijk of slecht genoeg is om hun nog eens te betalen voor het werk dat reeds betaald werd door hun lezers, op de gemeenste manier hun broodwinning te ontnemen, en....
Marie.
Chut! - je rekent niet goed, Elize. Je weet dat ik geen talent heb, niet waar? dat heb ik nooit gehad. Welnu, (zij gaat zitten en speelt met haar waaier) heb je ooit een slecht artikel gelezen over Elmire van Ree? -
Elize.
Ben jij... Elmire van Ree? -
Marie.
Die ben ik. | |
[pagina 138]
| |
Elize.
Elmire van Ree!... De groote kunstenares, die alle treurspeelsters overschaduwt?...
Marie.
Ben... ik.
Elize.
Elmire van Ree, die den avond van haar benefiet zoo veel geschenken heeft gekregen, dat men de waarde er van berekende op meer dan honderd duizend gulden! -
Marie (lachend).
Byouteriën van glas heb ik me laten toewerpen, en de waarde... vind je in de dagbladen alleen!
Elize.
Dus is alles...
Marie.
Betaald. Natuurlijk!
Elize.
Elmire van Ree!...
Marie.
Wilde rijk zijn, om succès te koopen. Welnu, zusje, waarom staar je me zoo verbaasd aan?... Wij hadden beide het zelfde doel, en we hebben beide ons doel bereikt. Jij door talent en ik door intrigues. Jij... op een zolderkamertje!... en ik in een paleis! ha! ha! ha! En wat nu verder? (ter zijde, opstaande.) Hoe zal het einde zijn? - Luister, Elize, weet je waarom je me hier ziet, zoo laat in den nacht?
Elize.
Neen.
Marie (gaat op de kanapé zitten en vat Elize bij de hand).
Luister, kind; ons gezelschap komt hier over veertien dagen één enkele voorstelling geven, en ik, die niets afwist van je tegenwoordig succès, had met onzen directeur over je gesproken, en hem gevraagd of ik je voor mocht stellen, de tweede rol op jou te nemen, daar er in onze troep niemand is die de jonge rol zoo goed vervullen zou als jij.
Elize.
Maar Marie, hoe verzin je't! Ik ben hier aan het tooneel verbonden en de Directeur.... | |
[pagina 139]
| |
Marie.
Heeft me zijn toestemming reeds gegeven.
Elize.
Mijn Directeur?
Marie.
Ja, jou Directeur! Ik heb voor alles gezorgd.... Van dien kant is alles reeds klaar.
Elise.
En dan... maar veertien dagen!... Ik moet toch tijd hebben om mijn rol te leeren!
Marie.
O, onze souffleur is goed! - Ik heb nog nooit een rol gekend! En, ik ben er toch ook gekomen?
Elize.
En de costumen?
Marie.
Die krijg je van mij. In 't eerste bedrijf ben je in 't wit met zwart fluweel; in 't tweede, in 't hemelsblauw; en in 't derde, in 't rose satijn... morgen zal ik je de naaister zenden met de stoffen om uit te kiezen... en hier is je rol.
Elize.
Neen, Marie, laat mij maar liever mijn Hanna-rolletje voort blijven spelen... daar ben ik in thuis... en daar heb ik geen dure kleeren in noodig, die ik zelve niet betalen kan....
Marie.
Spreek toch niet van betalen, kind! Ik heb je immers gezegd dat ik rijk ben.
Elize.
Neen, Marie... ik dank je voor je goedheid... en ik vind 't heel lief van je dat je aan me gedacht hebt... maar ik kan je aanbod niet aannemen - neen, dat kàn ik niet doen!
Marie (opstaande en haar arm om Elize's hals slaande).
Ben ik dan je zuster niet meer? - Kom, Elize, geen valsche schaamte, als je blieft! - Ben je te trotsch om iets van me aan te nemen, nu je zelv' succès hebt gehad? Of ben je bang dat ik je een rol kom brengen waarin je niet kunt uitmunten? Neen, dàt zou ik niet doen! Van je talent ben ik immers nooit jaloersch geweest, dat weet je wel, wat geef ik om talent! - Succès is me voldoende, en dàt heb ik, zoo goed als jij!... Kom, zusje, | |
[pagina 140]
| |
wees nu eens niet halstarrig... en zeg nu maar ‘ja’. Ik heb je zoo hoog, hoog noodig voor dit stuk, anders kan ik het niet opgevoerd krijgen, omdat jou rol te moeielijk is. De mijne is niets waard! Ik behoef maar mooi te zijn, recht op te staan en kwaad te kijken; dat is voldoende. (zich als een slang om Elize heen kronkelende.) Toe, zusje, help me nog eens.... Of geef je niet meer om Marie? je hebt vroeger zoo veel voor me gedaan, en je hebt me altijd gezegd: ‘Marie, wat er ook gebeuren moge, zal je aan mij denken als je me noodig zult hebben.’ - Je hebt aan onze Moeder beloofd....
Elize. (haar hand op Marie's mond leggende.)
Genoeg, Marie!... Ik ben niet ondankbaar, en niet haatdragend. - Je bent mijn zuster geweest als kind... je zult mijn zuster weer zijn, zoodra je me noodig zult hebben.
Marie.
Maar ik hèb je noodig! 't Is niet voor jou, 't is voor mij dat ik je smeek de rol te vervullen die ik je aangeboden heb... ik doe 't omdat de andere rol zoo goed is voor mij, en ik 't stuk niet spelen kan zonder jou... en ik geef je de costumen, omdat ik ze dan zelv' kiezen kan en de kleuren kan doen harmonieeren met de mijnen... 't Is eigenbelang van me, zusje, niets dan eigenbelang! Ik kom jou geen hulp aanbieden, maar ik kom je vragen of je mij wilt helpen?... Toe... wees nog eens goed voor Marie, als vroeger... en zeg ‘ja’.
Elize.
Ik zàl 't doen Marie,... voor jou... ach, ik had 't liever niet gedaan!
Marie.
Dank je, zusje! Liefste Lize! (zij geeft haar een kus, zich omwendende.) Haar eerste triumf is de laatste geweest! - Na de Hanna geen succès meer voor haar! (zij neemt weer plaats en speelt met haar waaier.) O ja, à propos, Elize, vertel me toch eens wat van Marianne van Richtersbergen, wat is er van haar geworden? Waar is zij tegenwoordig?
Elize.
Marianne? Zij heeft het laatst in Rusland gezongen, en op 't oogenblik is ze in Engeland. Een paar maanden geleden is ze nog hier geweest, om mij te bezoeken.
Marie.
Je bent dus bevriend met haar gebleven? | |
[pagina 141]
| |
Elize.
Ik heb alles aan haar te danken. Marianne heeft me altijd met raad en daad bijgestaan zoo veel in haar vermogen was. En wat heeft ze dikwijls naar jou gevraagd! maar ik wist niet... wat er van je geworden was, ik...
Marie. (Schouders ophalend).
Hm! - Ik ben eerst een jaar in Italië geweest; daarna heb ik geheel Europa doorgereisd, en toen ben ik rijk terug gekomen om te débuteeren als Elmire van Ree. Het overige weet je. Er heeft als treurspeelster nooit iemand boven me of naast me gestaan! - Die réputatie heeft me ruim een ton gekost; de soupertjes en champagne-feesten niet eens meegerekend! Maar... ik heb mijn doel bereikt, zoo als je ziet! Arme Marianne! Zij heeft niets dan réputatie! - Ik heb réputatie en fortuin... dus macht!
Elize.
O, wat kan je dan veel goed doen!
Marie.
Ja! - (opstaande; ter zijde) en veel kwaad! - Kom, zusje, geef me nu een zoen, en ga slapen. Droom vroolijk van al je triumfen en reken op een nieuw succès in de prachtige rol die ik je gebracht heb.
Elize.
Wanneer zie ik je weer, Marie?
Marie.
Morgen. Ik zal je zelv' de stoffen voor je costumen brengen; tegen een uur of elf, is dat goed? - Dan zal de naaister ook hier zijn, en kunnen wij alles in eens afhandelen. En ga je daarna met me mee? Een toertje maken door 't bosch?
Elize.
O graag, Marie.
Marie.
Nacht zusje, slaap wel.
Elize.
Goeden nacht, mijn beste Marie! |
|