Slaap maar, kind!... Gelukkige Marie! Wat voelt ze weinig!... O menschen! Je hadt niet gelachen, als je geweten hadt hoe veel die lach zou doen lijden! Geen toekomst meer!... Neen, Publiek, je wist niet wat je deed, niet waar?... Daar was er onder u allen niet één die honger en kou geleden had, als ik, voor een boek of een les, niet waar? - Niet één die gewerkt had als ik jaren lang... of wist gij wat ge deedt? Was daar iemand onder u die wist... en die vóórging misschien?... Eéns is er gefloten geworden, eens slechts... en toen werd alles chaos... Vloek over dien éénen dan!... Neen... Vergeef hem, o God!... Hij wist!... Wat moet die man ongelukkig zijn! Ongelukkiger dan ik?... hm! neen, mijn leven is gebroken, ik heb geen toekomst meer!...
O Marianne! Nu begrijp ik ze pas, die snijdende woorden: ‘De honger leert wel dalen!’
Vergeef me Marianne!...
Ha, Marianne! Ja, zij kan me helpen misschien! Zij heeft zoo veel geleden, en zij is toch goed gebleven! - Groote, edele Marianne! Ja, ik zal haar schrijven, om raad vragen...
(Zij is al sprekende den stoel genaderd en ziet het briefje dat ze opraapt.)
Wat... is... dat... Aan Marie?... En niet onderteekend?... Wat... is... dat?...
(Zij leest.)
‘Liefste Engel! Ik wacht je, één uur, half twee, hoek van de straat, rijtuig met twee paarden, wachtwoord Triumf.’
Marie?... Ja, aan Marie... Zij slaapt... O God! Marie, Marie!
(Zij gaat roepend de deur uit, en komt een oogenblik later weer terug.)
Weg!... Nergens!... Verlaat alles me dan?... Alleen!... O God, heb meelij met me!
(Zij valt weenend op een stoel.)