Mej. Gerritsen.
Brussel, 10 Sept. 1875.
Niet voorlezen.
.........................
Het doet me genoegen dat gij Frans te logeeren krijgt, terwijl Verloren hier is, dan kunt gij met hem nog eens kalm en verstandig spreken, zonder dadelijk overbluft te worden door allerhande mooie frazes, die eigenlijk hierop neerkomen dat je blij moet wezen dat je je vervelen mag, en dat je hem nog wel heel dankbaar moet wezen voor 't beetje geld dat hij je geeft om recht op je jonge jaren te hebben eerst, en dan op je toekomst die hij breekt. Dat je niets krijgt, zou mij in 't geheel niet verwonderen, er zijn zoo weinig menschen die zich houden aan 't welbekende ‘Belofte maakt schuld’. Zij doen de belofte en vergeten de schuld, toch blijft die schuld. Enfin, die dan leeft, die dan zorgt: wij zullen intusschen maar dadelijk beginnen te zorgen, en ons best doen dezen winter zoo veel te verdienen, dat wij verder kunnen gaan, zonder dat gij geld behoeft af te bedelen dat u toch niet wordt gegund. Ik ben maar blij dat Verloren reeds is begonnen achteruit te krabbelen vóór dat hij nog iets van onze théatre-plannen afwist, anders kregen die er nog de schuld van, terwijl de eenige reden toch is dat hij u bij zich wil houden. Mijn stukje begint goed te worden, ik heb reeds drie bedrijven af, en vooral de rol van Elize is beelderig, maar 't kind van de troep zal hard moeten werken om die goed te vervullen, maar 't zal een uitmuntende studie voor haar wezen, en ik twijfel er niet aan of zij komt er met glans door. Wat uwe rol betreft, zij is minder zwaar, maar even mooi als effekt, de mijne alleen is ondankbaar, omdat ik alle overschotjes voor mij genomen heb en dus veel te werken heb voor een beetje succès!
.........................
Mina.