Mej. Elize Baart.
Brussel, 10 Sept. '75.
.........................
Ik heb de laatste dagen hard gewerkt, zoo als je wel begrijpen zult; drie bedrijven van ons stukje zijn reeds af en jou rol vooral is sympathique au possible, maar moeielijk, oh!.... Kind lief, je zult hard moeten tobben om alle fijne nuances weer te geven, maar je zult satisfactie van je moeite hebben, en 't zal een studie voor geheel je leven wezen. Wees niet bang dat wij, groote schepsels, je overschaduwen zullen, in welk opzicht ook, de scènes zijn zóó geschikt, dat jij altijd tot 't laatst toe op 't tooneel blijft en dus nooit jou scène opgaat in die van Hélène of mij, zelfs de eenige keer dat je af moet treden vóór dat 't scherm valt, is je heen gaan van zóóveel beteekenis, dat 't een sortie wordt, en dus gelijk staat met een eindscène. Hélène zal ook nog al wat te studeeren hebben vóór dat ze klaar is, maar haar rol is minder zwaar dan de uwe; en de mijne is alweer de zwaarste en de meest ondankbare van allen, daar noch ‘de actrice’, noch ‘Meester Kritiek’ veel sympathie bij 't publiek zal opwekken. Weet gij wat ik ga doen? Ik zal me een grijze pruik laten maken en dito baard voor Meester Kri. dan zal Mina Krüseman nog minder te herkennen wezen dan met blonde bakkebaarden à l'anglaise. Mijn actrice-rol is goed geworden; de speeches over Jeanne d'Arc en Saffo zijn lang, maar raak, en in de akteerles moet je knielen en kan je flauwvallen als je wilt; ziedaar dus al vast twee dingen die je studeeren kunt, knielen, smeekend en boetvaardig, en vallen in drieën! Ik ben intusschen maar blij dat jullie tweetjes, grootste helft van 't winter-werkend-personeel, er weer bovenop begint te krabbelen, foei, wat een gesukkel!
.........................
Aan mijn théatre-costumen ben ik nog niet begonnen.