Mej. Hélène Gerritsen.
Brussel, 1 Sept. '75.
Beste Hélène!
Hoe ben je overgekomen? En hoe voel je je nu? - Ben je niet dood moe van de reis en van agitatie? Is Herman je meegevallen? en heb je de verdere familie in order gevonden?
.........................
Madame X zat vijfhonderd uit te pruttelen over mijn vertrek naar Indië en wilde me wijsmaken dat 't veel prettiger was in Brussel te blijven voortsuffen, met een stapeltje geld als levensdoel ('t loon van zuinigheid en ontbering) dan zoo de wereld door te vliegen van 't eene eind naar 't andere. Ik antwoordde niets, maar liet haar eenige stalen van japonnengoed en linnen zien uit Parijs.
‘Dit wilde Mev. E. bestellen, maar misschien gaat zij zelve nog naar Parijs en dan behoef ik er niet om te schrijven.’
‘Gaat ze naar Parijs? Wanneer?’
‘Dat is nog niet bepaald; in October of November denk ik, voor de winter-modes; mogelijk gaat ze ook niet, want haar man houdt zoo veel van zijn geboorteplaats, dat hij haast zijn stad niet uit te krijgen is.’
‘Bon Dieu! hoe vervelend! Nu, als ik dan toch in de plaats van Mev. E. was, zou ik wat meer van de wereld willen zien! Was ik maar wat jonger dan vroeg ik nog permissie aan mijn man, om met Mlle Mina mee te vliegen, en dan was ik in staat om zelfs mee naar Indië te gaan!’
‘Holà, Madame! daar even mocht ik niet gaan, en nu gaat gij al mee? Hoe rekent gij zoo'n verandering uit?’ Zij begon te lachen en antwoordde heel naïef: ‘Och, ik wou je hier houden voor mijn plaisir, omdat ik me zoo verveel als je weg bent!’
Wat zegt-je van zoo'n kinderlijk egoïsme? - Dat is ook een apenliefde om op een vriendschap toe te geven! Was ze wat minder dom geweest, dan had ze haar eigen ikje wat beter weggestopt, maar ze was haar geheelen uitval tegen mijn reis naar Indië alweer vergeten, en liep nu zoo onnoozel in den val dat wij haar allen uitlachten.
Mina.