Aan Multatuli, Wiesbaden.
Brussel, 13 Januari 1874.
Schrik niet, mijn waarde Kameraad! Dit is een bedelbriefje, niets dan een bedelbriefje! Sedert een dag of drie ben ik weer thuis; mijn eerste vraag, uit de vigilante stappende, was: ‘Waar is Mop?’ (m'n hondje, een roodbruin mormeldier) ‘Weggeloopen.’
‘Weggeloopen? - Een hond loopt niet weg! Als 't nu nog een man was! Maar een hond..... Waar is hij heen geloopen? Of wie heeft hem mee genomen?’
Men noemde een naam en ik haalde dadelijk Mop terug, die niets zeggen kon van blijdschap, toen hij zijn oude tante weer zag, en nu naast me zit te dutten met zoo'n gelukkig, trouw gezichtje als niets weggeloopens trekken kan.
‘En waar is Jufv. Laps?’ vroeg ik verder.
‘Wie is dat?’
‘Wel, de vriendin van Multatuli, die 't wat bont gemaakt moet hebben en me hier zou wachten om mee naar Rome te gaan.’
‘Daar weet ik niets van, ik heb niets voor je ontvangen.’
Dus is die oude jufvrouw ook al weg geloopen! Help mij toch om haar terug te vinden, want ik weet niet waar zij zit. Mogelijk heeft ze mij in Holland gezocht en dan zoekt ze nog, want dáár ben ik zóó mouvement perpétuel-achtig geweest dat geen Laps ter wereld mij had kunnen uitvinden!
Gij moet de groeten van Mevrouw *** hebben, die ik in *** nog eens opgezocht heb, en die met zeer veel belangstelling naar u informeerde en mij duizend vragen deed, waarop ik niet antwoorden kon omdat ik niets wist.
Gij vraagt of ik Vosmaer ken - ja, zeker, dat is een van mijn uitverkoornen in de menschenwereld en de eenige eerlijke dien ik in Nederland ontmoet heb in de journalisten-wereld. Ik heb hem laatst nog ontmoet, en gevoelde toen zoo'n lust om hem, met één coup de baguette, oogenblikkelijk naar Azië of Amerika tc tooveren en hem dáár eens een paar jaar geheel alleen te laten ronddolen, ver van al wat Haagsch of Hollandsch is. Ik kan niet velen dat mooie naturen geketend zijn, aan wat ook, en als ik iemand ontmoet die mij meer dan gewoon toeschijnt, dan denk ik onwillekeurig aan uitkloppen en afschudden, à part houden, wegzenden, vliegen en zwerven zonder einde, altijd en altijd voort..... 't Is zeker mijn eigen reismanie die me zulke dwarrelwenschen inspireert voor degenen die ik geluk-